Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
grief 1heeft [appellante] geen belang, nu de zaak in hoger beroep opnieuw en in volle omvang wordt behandeld en het hof in dat kader zowel een getuigenverhoor als een deskundigenonderzoek heeft gelast.
grief 3opgedragen te bewijzen dat [geïntimeerde] een meetfout heeft gemaakt als gevolg waarvan zij wanden heeft geleverd die langer waren dan ze volgens de tekening moesten zijn.
"Het ging om de wanden van de eerste verdieping. Op de verdiepingsvloer hebben wij regels gesteld waarop de wanden kwamen. U vraagt mij wie ik bedoel met "wij". Ik weet niet meer zeker of ons personeel of de onderaannemer die stelregels heeft aangebracht. Wel kan ik u zeggen dat dat aan de hand van de tekening van [geïntimeerde] is gebeurd. Die tekening was op zichzelf goed, maar de wanden bleken niet te passen. Ze waren te lang. U vraagt mij hoeveel de wanden te lang waren. Precies kan ik dat niet zeggen maar het ging om centimeters.
De beperking van de bewijskracht van de verklaring van de partijgetuige geldtniet als er aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen, dat zij de verklaring van de partijgetuige voldoende geloofwaardig maken
(HR 31 maart 1995,
LJN:ZC1688).
De verklaringen geven echter geen uitsluitsel over de oorzaak van het niet passend zijn.
[getuige 2] verklaart - evenals [directeur] - dat het uitzetten van de wanden volgens de tekening van [geïntimeerde] is gedaan, maar zowel [getuige 2] als [directeur] hebben desgevraagd verklaard dat de maten van de wanden niet zijn vergeleken met de maten die de wanden volgens de tekening moesten hebben. Er is derhalve niet gebleken dat is vastgesteld dat de maten van de wanden afweken van de maten die zij volgens de (door [geïntimeerde] vervaardigde en namens [appellante] door [V] goedgekeurde) tekening moesten hebben. Dit terwijl dat toch de meest eenvoudige wijze was om vast te stellen of de wanden in afwijking van tekening waren geproduceerd.
De verklaring van [getuige 1] wijkt op essentiële onderdelen af van die van [directeur].
Zo heeft [directeur] verklaard dat [appellante] de wanden van de eerste vier woningen zelf op het werk heeft ingekort. Voorts heeft hij gezegd te vermoeden dat [geïntimeerde] de maatvoering van de wanden heeft aangepast, maar hij kon zich niet te herinneren dat daarover met [geïntimeerde] is gesproken Verder heeft [directeur] benadrukt dat er met de tekeningen van [geïntimeerde] niets mis was.
[getuige 1] heeft verklaard dat de wanden van de eerste twee woningen op het werk zijn aangepast maar dat er ook wanden zijn terug gestuurd naar [geïntimeerde] en daar zijn aangepast. Voorts heeft hij verklaard dat hij vermoedt dat [geïntimeerde] de tekeningen ook heeft aangepast, waarmee hij - anders dan [appellante] - impliceert dat de wanden weliswaar in overeenstemming waren met de tekeningen, maar dat de tekeningen niet correct waren.
oorzaakvan het niet passen van de wanden van de eerste woningen was gelegen in een meetfout van [geïntimeerde] waardoor de wanden langer waren dan ze volgens de tekening moesten zijn.
Nu er geen aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen, dat zij de verklaring van de partijgetuige voldoende geloofwaardig maken, komt aan de verklaring van partijgetuige [directeur] bovendien geen volledige bewijskracht toe. [appellante] is niet geslaagd in het haar opgedragen bewijs
grieven 4 en 5- die inhouden dat de rechtbank heeft miskend dat [geïntimeerde] een ondeugdelijke gootconstructie heeft geleverd - is bij tussenarrest van 18 december 2012 een deskundigenbericht door ing. [Q] van [bedrijf] te [plaats 2] gelast ter beantwoording van de volgend vragen:
Met betrekking tot het doorhangen van de gotenBAT-ankers - door de deskundige als hoekankers aangeduid - zijn geen bevestigingsmiddelen, maar vormen een wezenlijk onderdeel van de constructie en hadden reeds bevestigd moeten zijn aan de prefab gootrekken. Uit de tekeningen blijkt niet dat
[appellante] zelf voor het bestellen van de hoekankers moest zorgdragen, omdat de hoekankers op de tekening waren aangegeven met een doorgetrokken lijn, hetgeen doorgaans inhoudt dat ze deel uitmaken van de levering, terwijl ook overigens niet is vermeld dat ze buiten levering bleven. In het door [geïntimeerde] ontworpen detail zijn hoekankers noodzakelijk maar niet afdoende om de gootconstructie te dragen. De toepassing van een U-scheibe is niet voorgeschreven. Deze zou de constructie wel versterken, maar niet afdoende. [geïntimeerde] heeft in onderaanneming van [appellante] de gehele prefab bovenbouw van de woningen constructief ontworpen op basis van de ontwerptekeningen van de architect. De wijze waarop de onderlinge prefab onderdelen gekoppeld moesten worden, is door [geïntimeerde], die houtspecialist is, ontworpen. Het ligt niet voor de hand dat een klein onderdeel in deze gehele bovenbouwconstructie, tussen prefab onderdelen onderling, niet door [geïntimeerde] is berekend. Mocht zij dat willen uitsluiten dan had zij in verband met de algehele veiligheid [appellante] daarvan op de hoogte moeten stellen. In de opdrachtbevestiging van [geïntimeerde] staat "inclusief een standaard constructieberekening"; hieruit blijkt niet dat [appellante] nog berekeningen diende te maken. [appellante] heeft als aannemer ook een eigen verantwoordelijkheid voor de constructieve veiligheid. Zij heeft de constructietekeningen kennelijk gecontroleerd, noch gemist. Voor zover de deskundige heeft kunnen waarnemen, zijn - bijna overal - verstevigingstrippen aangebracht op de sporen van de kap tot op de gootrekjukken. De verbinding is voldoende sterk om de optredende krachten op te nemen, mits er per te verbinden onderdeel twee Heco Topix Schroeven Ø 8 en vier schroeven Ø 4 worden toegepast. De goot is geen onderdeel van de hoofddraagconstructie.
Met betrekking tot het doorhangen van de goothoekenHet verstevigen van de hoekkepers met het stalen hoeklijn profiel was nodig. De ruiters hebben geen constructieve functie en hadden in geen geval dienst mogen doen als hoekkeper, aldus de deskundige.
Het hof volgt dan ook de bevindingen en conclusies van de deskundige.
[geïntimeerde] heeft zich in deze procedure steeds op het standpunt gesteld dat het doorhangen van de goten en goothoeken niet te wijten was aan een gebrek in de door haar geleverde constructie, maar aan een onjuiste wijze van montage daarvan door [appellante].
In dat verband heeft [geïntimeerde] ook bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop de deskundige, in het kader van de behandeling van de vijfde vraag van het hof, een wedervraag heeft geformuleerd en heeft overwogen dat medewerkers van [geïntimeerde] medewerkers van
[appellante] behulpzaam zijn geweest bij het monteren van de gootrekken, waarbij beide partijen over het hoofd hebben gezien dat de BAT-ankers ontbraken. [geïntimeerde] heeft betwist dat haar medewerkers hebben geassisteerd bij het monteren van de gootrekken en heeft benadrukt dat [appellante] als redelijk bekwaam en redelijk handelend aannemer de gootrekken niet in afwijking van de constructietekening had mogen monteren, althans niet zonder het controleren daarvan.
Het hof acht de omstandigheid dat de medewerkers van [appellante] bij het monteren niet hebben opgemerkt dat de BAT-ankers ontbraken echter niet van doorslaggevend belang. Immers, wat er van het ontbreken van de BAT-ankers ook zij, uit het deskundigenrapport volgt dat de gootconstructie ook met de BAT-ankers onvoldoende stevig zou zijn geweest. De deskundige heeft immers vastgesteld dat de BAT-ankers niet afdoende waren om de gootconstructie te dragen. Voorts heeft de deskundige geconcludeerd dat het aanbrengen van het stalen hoeklijnprofiel nodig was om de hoekkepers te verstevigen.
[geïntimeerde] vervaardigde constructie, met het deskundigenrapport geleverd is.
De omstandigheid dat [appellante] niet heeft gecontroleerd of er een correcte constructieberekening van de aansluiting van het gootrek op de kapconstructie aanwezig was, doet aan het vorenstaande niet af. Het hof is met de deskundige van oordeel dat het de primaire verantwoordelijkheid van [geïntimeerde] was een deugdelijke constructie te leveren, nu zij immers juist vanwege haar deskundigheid als onderaannemer werd ingeschakeld.
Dat betekent dat [geïntimeerde] haar uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting, namelijk tot het leveren van een deugdelijke prefab gootconstructie, niet is nagekomen. Die niet-nakoming is ook toerekenbaar. [geïntimeerde] was immers juist vanwege haar deskundigheid ingeschakeld voor het vervaardigen en leveren van de prefab bovenbouw met gootconstructie en gesteld noch gebleken is dat de niet-nakoming niet aan haar kan worden toegerekend.
[appellante] heeft [geïntimeerde] bij brief van 23 juni 2006 aansprakelijk gesteld voor het doorhangen van de goten en heeft haar gesommeerd om uiterlijk op 28 juni 2006 met herstelwerkzaamheden aan te vangen, met aanzegging dat [appellante] bij gebreke daarvan een en ander in eigen beheer zou gaan uitvoeren en alle vervolgschade zou verrekenen met de nog openstaande vorderingen.
Vaststaat dat [geïntimeerde] geen gevolg heeft gegeven aan deze sommatie en derhalve in verzuim is komen te verkeren.Weliswaar heeft zij bij brief van 6 juli 2006 alsnog aangegeven bereid te zijn tot het verrichten van herstelwerkzaamheden, maar dat was niet een tijdig en behoorlijk aanbod tot nakoming omdat het te laat kwam. Na het verstrijken van de door haar gestelde termijn was [appellante] de herstelwerkzaamheden al in eigen beheer gaan uitvoeren.
In september, toen ook de hoeken van de gootrekken gingen doorhangen, heeft [geïntimeerde] geweigerd ter zake herstelwerkzaamheden te verrichten, terwijl ook dit doorhangen van de goothoeken te wijten was aan de ondeugdelijke constructie die [geïntimeerde] had geleverd.
heeft zich op het standpunt gesteld dat zij toen niet tot herstel gehouden was omdat [appellante] de facturen die [geïntimeerde] haar begin mei had gestuurd, nog niet had betaald, zodat zij het recht had haar herstelwerkzaamheden op te schorten.
Het hof oordeelt dienaangaande als volgt. [geïntimeerde] diende een deugdelijke prefab houtskeletbouwconstructie te leveren en [appellante] hoefde pas daarna tot betaling van de laatste termijnen over te gaan. Voor zover [geïntimeerde] in juli 2006 al herstelwerkzaamheden aan de goten heeft verricht, waren deze hoe dan ook ontoereikend. Immers, korte tijd later begonnen de goothoeken door te hangen. Zoals de deskundige in zijn antwoord op vraag 10 heeft aangegeven was het ter versteviging van de hoekkepers nodig om een stalen hoekprofiellijn aan te brengen, zulks ondanks het feit dat er - zoals uit het antwoord op vraag 8 volgt - al verstevigingsstrippen waren aangebracht op de sporen van de kap.
Nu er sprake was van een toerekenbare tekortkoming van [geïntimeerde] en [geïntimeerde] ter zake in verzuim is komen te verkeren, is [geïntimeerde] in beginsel schadeplichtig jegens [appellante].
was daarom gerechtigd om zich, in afwachting van de beoordeling van haar beroep op verrekening, op haar opschortingsrecht te beroepen.
juli 2006 € 27.950,75 incl. btw aan kosten heeft gemaakt en ter zake van het herstel van de doorhangende goothoeken in het najaar van 2006 € 71.818,92 incl. btw.
Zij heeft [geïntimeerde] ter zake op 23 augustus 2006 en 19 april 2007 facturen gezonden (producties 5 en 8 bij cvd in conventie tevens cvr in reconventie) en heeft haar vordering onderbouwd door het overleggen van specificaties, voorzien van onderliggende bescheiden zoals facturen en werkbriefjes van haar onderaannemers (producties 8 en 10 bij mvg). Voorts heeft zij (als productie 2 bij mvg) een schrijven van [R] van Bouwbeheer [R] te [plaats 3] van 24 mei 2011 in het geding gebracht. [R] is, in samenwerking met
[S] uit [plaats 4], op basis van gecalculeerde steekproeven tot de conclusie gekomen dat de door [appellante] ter zake van het herstel van de dakgoten en de hoekkepers ingediende declaraties nauwelijks verschillen van hun calculatie, zodat er naar hun oordeel normaal is gedeclareerd door [appellante].
Tot slot noemt [geïntimeerde] het bedrag van [appellante] aan herstelkosten voor de gootrekken vordert 'exorbitant'. Het hof verwerpt dat verweer nu het dat in het licht van de onderbouwde vordering van [appellante] onvoldoende gemotiveerd acht.
[appellante] c.q. haar onderaannemers zijn uitgevoerd.
[geïntimeerde] heeft ter zake slechts als verweer gevoerd dat het in dat verband niet nodig was de zinken dakgoten te vervangen en de dakoverstekken opnieuw te schilderen.
[appellante] heeft evenwel gemotiveerd uiteengezet dat het vervangen van de goten en het schilderen van de dakoverstekken noodzakelijk was omdat de goten niet meer in model konden worden gebogen nadat de gootrekken noodzakelijkerwijs ten tweede male waren opengehaald - eerst in juli wegens het doorhangen van de gootrekken en vervolgens opnieuw in het najaar wegens het doorhangen van de hoekpunten van de dakoverstekken - en omdat er door de werkzaamheden beschadigingen aan het schilderwerk van de dakoverstekken waren ontstaan. Het hof acht dat voldoende aannemelijk. Voor het overige heeft [geïntimeerde] ook op dit punt geen ander verweer gevoerd dan dat het gevorderde bedrag 'bizar hoog' is, maar dat verweer is in het licht van de deugdelijke onderbouwing van de herstelkosten onvoldoende gemotiveerd.
(art. 13.4 van de Algemene Voorwaarden) niet op, omdat niet [appellante] maar [geïntimeerde] zelf als eerste tekort kwam in de nakoming van haar uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen.
[geïntimeerde] niet omdat uit het deskundigenrapport volgt dat de schade niet een gevolg is van het onjuist opvolgen van de instructies door [appellante], maar van de ondeugdelijkheid van de constructie. Voor zover [appellante] al zou hebben opgemerkt dat de BAT-ankers ontbraken, had dit de ontstane schade immers niet voorkomen, omdat de constructie ook met toepassing van die ankers onvoldoende stevig was.
"De gebruiker kwijt zich van zijn taak zoals van een bedrijf in zijn branche mag worden verwacht, doch aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade met inbegrip van gevolgschade, die het gevolg is van zijn handelen of nalaten in de ruimste zin des woords, behoudens voor zover aan diens grove schuld, grove nalatigheid en/of opzet is te wijten, dan wel indien uit wettelijke bepalingen van dwingend recht anders voortvloeit. Een zelfde beperking geldt ten aanzien van personeelsleden en/of andere derden die de gebruiker bij de uitoefening van zijn werkzaamheden inschakelt."
Het hof begrijpt die laatste stelling aldus dat [appellante] zich op het standpunt stelt dat
[geïntimeerde] onder de gegeven omstandigheden geen beroep op het exoneratiebeding toekomt en dat [appellante] derhalve een beroep doet op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.
Daarbij zal de rechter rekening moeten houden met alle omstandigheden waarop door de partij die het beding buiten toepassing gelaten wil zien, zich heeft beroepen. In het bijzonder zal in een geval als het onderhavige in aanmerking moeten worden genomen hoe laakbaar het verzuim dat tot aansprakelijkheid zou moeten leiden, is geweest, wat de gevolgen van dit verzuim zijn en in hoeverre de daardoor ontstane schade eventueel door verzekering is gedekt (HR 18 juni 2004 ECLI:NL:HR:2004:AO6913).
a. [geïntimeerde] is wegens haar deskundigheid op het gebied van prefab houtconstructies door [appellante] ingeschakeld om voor een 11-tal in [plaats 1] te bouwen woningen de gehele bovenbouw (eerste verdieping en de kap) te ontwerpen en te leveren;
b. [geïntimeerde] heeft de constructie in detailtekeningen uitgewerkt en een constructieberekening gemaakt van de kapconstructie. [geïntimeerde] heeft geen constructieberekening gemaakt van de eveneens door haar ontworpen en geleverde gootrekken;
c. tekenwerkcontrole vond plaats door [V] te [vestigingsplaats 3], de constructeur van [appellante], niet gesteld of gebleken is dat deze naar aanleiding daarvan opmerkingen heeft gemaakt;
d. de door [geïntimeerde] ontworpen en geleverde constructie van de gootrekken en de hoekpunten van de dakoverstekken is ondeugdelijk gebleken in die zin dat de goten en goothoeken in sterke mate gingen doorbuigen;
e. [geïntimeerde] heeft geen, althans niet tijdig en niet volledig, gevolg gegeven aan de sommatie van 23 juni 2006 om de gootrekken te herstellen, waarna [appellante] zelf herstelwerkzaamheden heeft laten uitvoeren;
f. [geïntimeerde] heeft in het najaar van 2006 geweigerd herstelwerkzaamheden aan de doorhangende goothoeken uit te voeren zolang [appellante] de openstaande nota's niet voldeed, waarna [appellante] de herstelwerkzaamheden zelf heeft laten uitvoeren;
g. de kosten die [appellante] heeft moeten maken tot herstel van de gootrekken en de goothoeken zijn in relatie tot de tussen partijen overeengekomen aanneemsom voor de elf woningen (€ 142.000,- + € 50.000,- + € 29.000,- + € 48.500,- =) € 270.000,- aanzienlijk.
(€ 27.950,75 + € 71.818,92) = € 99.769,64 (incl. btw).
[geïntimeerde] in hoofdsom overstijgt, derhalve tot een bedrag van € 48.635,33 (incl. btw).
[appellante] kan geen aanspraak maken op wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW over dit bedrag doch slechts op de wettelijke rente ex art. 6:119 BW nu het hier gaat om een verbintenis tot schadevergoeding. De wettelijke rente zal worden toegewezen zoals gevorderd met ingang van de vervaldatum van de laatste factuur die [appellante] [geïntimeerde] ter zake heeft gezonden, omdat de schade op dat tijdstip door [appellante] was geleden en de vordering tot schadevergoeding derhalve opeisbaar was. Nu [appellante] bij factuur van
19 april 2007 aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van haar schade ter zake de goothoeken, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de vervaldatum van deze factuur, te weten 3 mei 2007.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat [appellante] in eerste aanleg ten onrechte in de kosten van het geding in conventie en in reconventie veroordeeld.
[geïntimeerde] heeft betoogd dat deze vordering van [appellante] moet worden afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing.
Uit het deskundigenbericht blijkt dat [appellante] "het verticale transport heeft verzorgd" en dat er behalve de heer [appellante] - die het onderzoek in het kader van zijn hoedanigheid van directeur van [appellante] bijwoonde - één medewerker van
(niet twee) aanwezig was. Het hof zal ter zake van de kosten van de kraan een medewerker naar redelijkheid een bedrag van € 1.000,- toewijzen.
Deze kosten worden wat het geliquideerde salaris voor de advocaat betreft tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellante] als volgt begroot: in eerste aanleg in conventie op
€ 1.788,- (2 pt, tarief IV € 894,-) en in reconventie op € 894,- (1/2 x 2 pt, tarief IV,
€ 894,-) en in hoger beroep op € 7.339,50,- (4,5 pt, tarief IV, € 1.631,-).
- de in eerste aanleg aan [geïntimeerde] toegewezen proceskosten van € 4.263,80, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van betaling door [appellante] aan [geïntimeerde] tot aan de dag van terugbetaling door [geïntimeerde] aan [appellante];
- de in eerste aanleg aan [geïntimeerde] toegewezen buitengerechtelijke kosten ad € 1.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van betaling door
[appellante] aan [geïntimeerde] tot aan de dag van terugbetaling door [geïntimeerde] aan [appellante];
- de in eerste aanleg aan [geïntimeerde] toegewezen en door [appellante] betaalde rente van
€ 49.182,16 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van betaling door [appellante] aan [geïntimeerde] tot aan de dag van terugbetaling door [geïntimeerde] aan
[appellante];
- de executiekosten ad € 983,75 en infokosten ad € 51,40 die [appellante] naar aanleiding van het vonnis in eerste aanleg heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van betaling van [appellante] aan [geïntimeerde] tot aan de dag van terugbetaling door [geïntimeerde] aan [appellante];
in eerste aanleg in conventie op € op € 1.788,- aan salaris voor de advocaat en op € 1.510,- aan verschotten en in reconventie op € 894,- aan salaris voor de advocaat en op nihil aan verschotten en
in hoger beroep op € 7.339,50 aan salaris voor de advocaat en op € 14.571,13 aan verschotten, de kosten van het deskundigenonderzoek daaronder begrepen, alsmede op
€ 1000,- wegens aan de deskundige verleende assistentie (hiervoor in r.o. 2.35 omschreven);