In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, heeft het hof verzocht om de verjaring van de vordering van de geïntimeerde, Hak Business Ventures B.V. (HBV), te erkennen en het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 januari 2008 te herroepen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de wijziging van eis, die strekt tot herroeping van het Amsterdamse arrest, niet in deze procedure kan worden ingesteld. Dit is in strijd met de eisen van een goede procesorde, aangezien een vordering tot herroeping in een afzonderlijk geding moet worden ingesteld.
Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van de appellant tot herroeping niet kan worden behandeld in het hoger beroep, omdat deze vordering niet eerder in de procedure is ingesteld en bovendien aanhangig is bij een ander hof. De appellant heeft geen gewoon rechtsmiddel ingesteld tegen het Amsterdamse arrest, waardoor de bindende kracht van dat arrest blijft staan. Het hof heeft ook geoordeeld dat de stelling van de appellant dat het Amsterdamse arrest is gebaseerd op een evident feitelijk onjuiste grondslag, niet voldoende onderbouwd is en in strijd is met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen.
De grieven van de appellant zijn afgewezen, en het hof heeft het bestreden vonnis van de rechtbank Utrecht van 21 april 2010 bekrachtigd. De appellant is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 649,-- voor griffierecht en € 894,-- voor salaris advocaat. Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.