ECLI:NL:GHARL:2014:9276

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 december 2014
Publicatiedatum
2 december 2014
Zaaknummer
200.151.766
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vervangende toestemming voor aanvraag paspoort

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de vader om vervangende toestemming voor de aanvraag van paspoorten voor zijn kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De vader, die de kinderen bij zich heeft wonen, verzocht om deze toestemming zonder beperkingen qua duur en territorium. De moeder, die geen contact met de kinderen heeft, verweerde zich tegen dit verzoek en stelde dat de vader een reëel risico vormt voor de kinderen, omdat hij mogelijk met hen naar het buitenland zou willen vertrekken. De rechtbank had eerder toestemming verleend voor een paspoort, maar met beperkingen, wat de vader niet accepteerde.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de zorgen van de moeder gehoord, evenals de argumenten van de vader. De vader stelde dat hij geen plannen had om met de kinderen naar het buitenland te verhuizen en dat het hebben van paspoorten noodzakelijk was voor identificatie en vakanties. De moeder daarentegen wees op de financiële situatie van de vader en zijn eerdere plannen om naar Curaçao te verhuizen, wat haar zorgen versterkte.

Het hof heeft geconcludeerd dat de angsten van de moeder gegrond zijn en dat het verlenen van vervangende toestemming voor de aanvraag van paspoorten niet in het belang van de kinderen is. Het hof heeft ook het verzoek van de vader om vervangende toestemming voor de aanvraag van ID-kaarten afgewezen, aangezien de kinderen al over ID-kaarten beschikken. De beslissing van het hof is om de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland te bekrachtigen en de proceskosten te compenseren, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.151.766
(zaaknummer rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, 262438)
beschikking van de familiekamer van 2 december 2014
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.E.M. Messink te Wijchen,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats]
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.J.M. Willems te Malden, gemeente Heumen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland,
gevestigd te Nijmegen,
verder te noemen: de stichting.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 2 mei 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 4 juli 2014;
- het verweerschrift, ingekomen op 3 september 2014;
- een brief van de stichting, ingekomen op 17 juli 2014;
- een journaalbericht van mr. Messink van 20 oktober 2014 met twee bijlagen, ingekomen op 21 oktober 2014;
- een journaalbericht van mr. Willems van 21 oktober 2014 met een bijlage, ingekomen op 22 oktober 2014.
2.2
Op 3 november 2014 is de hierna nader te noemen minderjarige [kind 1] verschenen, die buiten aanwezigheid van betrokkenen door het hof is gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 4 november 2014 plaatsgevonden. De vader en de moeder zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder te noemen: de raad) is [...] verschenen.
Namens de stichting is, alhoewel zij behoorlijk is opgeroepen, niemand verschenen.
2.4
Artikel 1.4.4 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven luidt: “Een belanghebbende legt de stukken waarop hij zich wenst te beroepen, zo spoedig mogelijk over. Uiterlijk op de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling kunnen nog stukken worden overgelegd, mits in vijfvoud en met toezending in kopie aan iedere overige belanghebbende. Op stukken die nadien worden overgelegd en op stukken waarvan tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat zij niet door iedere overige belanghebbende zijn ontvangen en tegen overlegging waarvan bezwaar is gemaakt, wordt geen acht geslagen, tenzij het hof anders beslist. Omvangrijke stukken die zonder noodzaak op of vlak voor de tiende kalenderdag voorafgaande aan de mondelinge behandeling worden overgelegd, kunnen als in strijd met de goede procesorde buiten beschouwing worden gelaten.”
2.5
Bij journaalbericht van 31 oktober 2014 met bijlage, ingekomen op 3 november 2014,en desgevraagd ter mondelinge behandeling heeft mr. Messink bezwaar gemaakt tegen overlegging van het journaalbericht van mr. Willems van 31 oktober 2014 met bijlagen, ingekomen op 3 november 2014, aangezien de producties bij de moeder en mr. Willems eerder bekend waren en derhalve eerder konden worden overgelegd. Het hof heeft daarop beslist dat op die bijlagen wel acht wordt geslagen, omdat deze kort en eenvoudig te doorgronden zijn en het hof mr. Messink de gelegenheid heeft geboden behoorlijk van die bijlagen kennis te nemen en zich deugdelijk voor te bereiden op een verweer daartegen en daartoe de mondelinge behandeling voor een leespauze heeft geschorst.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit het – inmiddels door echtscheiding ontbonden – huwelijk van de vader en de moeder (verder tezamen te noemen: de ouders) zijn geboren:
- [kind 1] (hierna: [kind 1]), op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats];
- [kind 2] (hierna: [kind 2]), op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats],
over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de vader.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 2 mei 2014 is de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 4 mei 2015. Dit hof heeft genoemde beschikking, naar aanleiding van het daartegen door de vader ingestelde hoger beroep, bekrachtigd bij beschikking van 2 oktober 2014.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort dan wel een identiteitskaart (verder te noemen: ID-kaart) voor [kind 1] en [kind 2] dan wel de afgifte van de ID-kaarten van [kind 1] en [kind 2] door de moeder aan de vader.
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover van belang, vervangende toestemming verleend ten behoeve van de aanvraag van een paspoort voor [kind 1] en [kind 2], onder de voorwaarde dat toestemming wordt verkregen van de directeur van de Openbare Basisschool [...] (het hof begrijpt:) voor verzuim van de school en voor een geldigheidsduur van 13 mei 2014 tot en met 22 mei 2014 met een territoriale beperking tot Curaçao. Verder heeft de rechtbank bepaald dat de moeder op het eerste verzoek van de vader de ID-kaarten van [kind 1] en [kind 2] aan de vader zal verstrekken, voor de duur van de aanvraag van de paspoorten van [kind 1] en [kind 2]. De rechtbank heeft genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en heeft voorts het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De vader is met één grief in hoger beroep gekomen tegen de bestreden beschikking. De grief ziet op de beperking qua duur en gebruik van de verleende vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort voor [kind 1] en [kind 2]. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en:
- primair te bepalen dat de toestemming van de moeder voor het aanvragen van een paspoort voor [kind 1] en [kind 2], zonder beperking qua duur behoudens de wettelijke duur, en zonder beperking qua territorium, wordt vervangen door de uitspraak van het hof;
- subsidiair te bepalen dat de toestemming van de moeder voor het aanvragen van een ID-kaart voor [kind 2] wordt vervangen door de uitspraak van het hof;
ten aanzien van het primaire en het subsidiaire verzoek te bepalen dat de moeder op het eerste verzoek van de vader de ID-kaarten van de kinderen aan de vader dient te verstrekken voor de duur van de aanvraag van paspoorten c.q. ID-kaarten voor de kinderen;
- meer subsidiair de moeder te veroordelen om binnen zeven dagen na afgifte van deze beschikking de ID-kaarten van [kind 1] en [kind 2] aan de vader af te geven,
met veroordeling van de moeder in de kosten van dit geding.
4.3
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij verzoekt de vader in zijn verzoeken in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel deze verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voor komt.
5.2
De vader stelt dat een beperking van de toestemming voor de aanvraag van een paspoort qua duur en gebruik niet op zijn plaats is. De angst van de moeder dat de vader met de kinderen definitief naar het buitenland zal vertrekken, is ongegrond. De vader stelt enige tijd geleden vrijblijvend informatie te hebben opgevraagd over een mogelijk verblijf op Curaçao; hij ziet nu echter in dat dit weinig doordacht was. De vader vindt het belangrijk dat de kinderen zich veilig voelen in de situatie waarin zij zich thans bevinden, te weten thuis en op school. De vader stelt dat niet te zullen verstoren door naar het buitenland te vertrekken. [kind 1] en [kind 2] doen het goed op school, hebben vriendjes en vriendinnetjes en doen aan sport. Volgens de vader is er in het geheel geen aanleiding om naar het buitenland te vertrekken, behalve voor een vakantie. Zo hebben de kinderen reeds het hoofdverblijf bij hem en hebben zij momenteel geen omgang met de moeder. Ook heeft hij geen werk in het buitenland, is hij niet van buitenlandse afkomst en heeft hij evenmin een partner van buitenlandse afkomst. Daarbij is het erg kostbaar om voor elk verblijf in het buitenland opnieuw een paspoort te moeten aanvragen. De vader stelt dat hij circa € 20.000,- tot € 30.000,- aan schulden heeft die hij gaat aflossen wanneer hij een erfenis van circa € 60.000,- zal ontvangen.
Verder stelt de vader dat het hebben van een paspoort dan wel een ID-kaart voor de kinderen ook om andere redenen van belang is, zoals het kunnen winkelen in Kleef, Duitsland, en het legitimeren van de kinderen, indien zij bijvoorbeeld naar de orthodontist of het ziekenhuis moeten. Ook heeft [kind 1], gelet op haar leeftijd, regelmatig problemen met het kunnen aantonen van haar leeftijd bij een bezoek aan de bioscoop.
Volgens de vader prevaleren de belangen van de kinderen boven de belangen van de moeder. De vader vindt het in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat een moeder die geen zorgtaken heeft en geen contact met de kinderen heeft, op deze manier een zekere macht en controle over de kinderen en de vader kan blijven uitoefenen waardoor de vechtscheiding in stand blijft en zelfs onnodig wordt gevoed.
De vader stelt geen contact met de moeder te hebben, omdat contact tussen hen veel problemen en spanningen oplevert die hun weerslag hebben op de kinderen. De ouders gaan wel binnenkort starten met het traject van Ouderschap Na Scheiding (ONS).
5.3
De moeder voert aan dat zij weigert haar toestemming te verlenen voor het aanvragen van paspoorten voor [kind 1] en [kind 2], omdat de vader een paar ton schuld heeft, hij meermalen heeft geventileerd naar het buitenland te zullen vertrekken met de kinderen, hij zicht heeft op een erfenis uit de nalatenschap van zijn vader en de vader zich verzet tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen. De vader heeft weinig wat hem aan Nederland bindt. Daarbij heeft de moeder al een jaar geen rol meer in het leven van de kinderen. De moeder heeft [kind 1] en [kind 2] in hun belang en na een periode van veel ellende vorig jaar augustus/september losgelaten in de hoop dat de kinderen rust zouden vinden. De ouders gaan het ONS-traject volgen met het doel de contactregeling tussen de moeder en de kinderen weer van de grond te laten komen. Volgens de moeder heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling eveneens het doel om contactherstel te bewerkstelligen.
De moeder stelt dat de vader zich met de kinderen buiten Europa wil vestigen, omdat hij voor een verhuizing naar Curaçao eerder concrete plannen heeft gemaakt. Zo heeft hij gereageerd op een aanbod van een woning voor hemzelf en de kinderen. Door deze handelwijze voedt de vader de angst van de moeder. De moeder heeft momenteel nog onvoldoende vertrouwen in de vader om de ID-kaarten af te geven. De moeder is bereid mee te gaan naar een afspraak bij een zorginstelling waarvoor de kinderen hun ID-kaart moeten tonen, zodat zij de ID-kaart kan tonen. De moeder stelt daarnaast dat de gezinsvoogd hierin misschien een rol kan spelen.
De moeder stelt voorts dat de kinderen geen paspoort nodig hebben om te kunnen voldoen aan de identificatieplicht die overigens pas geldt vanaf 14 jaar. Wat betreft een vakantie in het buitenland is de moeder van mening dat dit financieel gezien voor de vader niet mogelijk zou moeten zijn, omdat hij financieel aan de grond zit.
5.4
De raad voert ter zitting aan dat de angst en de zorgen van de moeder denkbaar zijn en ter zitting niet door de vader worden weggenomen. Er is geen, dan wel een totaal verstoorde communicatie tussen de ouders en er bestaat veel wantrouwen tegenover elkaar. Gelet daarop adviseert de raad om geen toestemming te verlenen voor de aanvraag van een paspoort voor [kind 1] en [kind 2]. De raad onthoudt zich van een concreet advies over de afgifte dan wel aanvraag van een ID-kaart voor [kind 1] en [kind 2], maar merkt in dit kader op dat de kinderen binnen afzienbare tijd hierover zelf zullen moeten beschikken. Zij komen daarbij op een leeftijd dat ze steeds meer los zouden moeten komen van beide ouders.
5.5
Het hof is van oordeel dat het verlenen van vervangende toestemming aan de vader voor de aanvraag van een paspoort voor [kind 1] en [kind 2] in hun belang niet wenselijk is. Het hof overweegt daaromtrent het volgende.
5.6
Uit de stukken en de behandeling ter zitting van het hof is gebleken dat er tussen de ouders veel wantrouwen bestaat. De vader, bij wie [kind 1] en [kind 2] hun hoofdverblijfplaats hebben, wil graag een paspoort aanvragen om vakanties in het buitenland te kunnen doorbrengen en voor het gebruik als legitimatiebewijs. Bij de moeder leeft echter de overtuiging dat er een reëel risico bestaat dat de vader, indien hij over een paspoort voor [kind 1] en [kind 2] beschikt, met [kind 1] en [kind 2] naar het buitenland zal vertrekken en niet meer zal terugkeren naar Nederland waar hun hoofdverblijf is. Hoewel de vader dit risico ontkent, heeft de moeder haar zorgen naar het oordeel van het hof voldoende onderbouwd, mede gezien de eerdere acties die de vader heeft ondernomen betreffende een mogelijk vertrek naar Curaçao, die naar het oordeel van het hof niet kunnen worden aangeduid als het vrijblijvend vergaren van informatie, zoals de vader stelt. Voorts overweegt het hof dat de verklaringen van de vader ter zitting van het hof in antwoord op de vraag of hij met de kinderen naar het buitenland zal vertrekken als de verzochte vervangende toestemming wordt verleend niet eenduidig waren en de zorgen van de moeder volgens de verklaring van haar advocaat juist hebben gevoed. Daarbij acht het hof van belang dat er door de vader onvoldoende concrete omstandigheden zijn genoemd op basis waarvan het hof zou kunnen oordelen dat zijn banden met Nederland dusdanig hecht zijn dat voor de angst van de moeder onvoldoende grond bestaat. Hiertoe overweegt het hof dat de vader de nodige schulden heeft, dat hij geen arbeidsrelatie heeft en dat hij binnenkort een erfenis van circa € 60.000,- zal ontvangen. Daarbij acht het hof eveneens van belang dat de vader bereisd is en zijn talen spreekt waardoor hij zich makkelijk in andere landen kan bewegen.
Het hof is dan ook van oordeel dat het verzoek van de vader tot het verlenen van vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort voor [kind 1] en [kind 2] dient te worden afgewezen.
5.7
Wat betreft het verzoek van de vader om vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van ID-kaarten voor [kind 1] en [kind 2], is het hof van oordeel dat dit verzoek eveneens dient te worden afgewezen, omdat [kind 1] en [kind 2] beiden reeds beschikken over een ID-kaart.
Aangaande de afgifte van de ID-kaarten van [kind 1] en [kind 2] door de moeder aan de vader is het hof op basis van het vorenstaande van oordeel dat ook dit in het belang van [kind 1] en [kind 2] niet wenselijk is. Nu het hof de angst van de moeder dat de vader met [kind 1] en [kind 2] naar het buitenland zal vertrekken voldoende aannemelijk acht, acht het hof de bereidheid van de moeder om naar zorginstellingen te gaan – waar [kind 1] en [kind 2] zich vanwege een behandeling aldaar moeten legitimeren – om de ID-kaarten ter inzage te geven, op dit moment voldoende. Daarbij overweegt het hof dat [kind 1] en [kind 2] momenteel nog geen identificatieplicht hebben. Het hof geeft hiermee prioriteit aan het belang van zowel de moeder als [kind 1] en [kind 2] dat [kind 1] en [kind 2] in hun veilige, vertrouwde omgeving in Nederland zullen blijven. Het hof acht hierbij van belang dat [kind 1] tijdens het kinderverhoor heeft verklaard dat zij en [kind 2] niet naar het buitenland willen vertrekken. Dat door de
afwijzing van het verzoek van de vader wat praktische bezwaren ontstaan, zoals de vader stelt aangaande een bioscoopbezoek van [kind 1] en het doen van boodschappen in Duitsland, doet hieraan naar het oordeel van het hof niet, althans onvoldoende af. Voorts overweegt het hof dat de vader ten behoeve van een vakantie in het buitenland, zo nodig, een verzoek tot vervangende toestemming hiertoe kan indienen bij de rechtbank.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen en beslissen als volgt.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu het appel van de vader faalt, partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 2 mei 2014, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, H.L. van der Beek en M.E.L. Klein, bijgestaan door mr. L.J.G. Overbeek als griffier, en is op 2 december 2014 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.