ECLI:NL:GHARL:2014:9120

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 november 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
200.120.659-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting hypotheek in eigen beheer en voortzetting spaarpolis; uitlatingen door de bank en gewekte verwachtingen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 november 2014, staat de omzetting van een hypotheek in eigen beheer en de voortzetting van een spaarpolis centraal. Appellante SNS Bank N.V. had in eerste aanleg als gedaagde gefungeerd en werd vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Ris. De geïntimeerden, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], werden bijgestaan door advocaat mr. P.W. Huitema. De zaak betreft de vraag of de spaarpolis ongewijzigd kon worden voortgezet na de beëindiging van de hypotheek. Geïntimeerde 1 had de verwachting dat hij de spaarpolis kon koppelen aan een nieuwe hypothecaire lening bij zijn BV, maar SNS Bank stelde dat dit niet mogelijk was. Het hof oordeelde dat SNS de verwachtingen van [geïntimeerde 1] niet had waargemaakt, wat leidde tot aansprakelijkheid voor eventuele schade. Het hof droeg [geïntimeerde 1] op bewijs te leveren van zijn stelling dat SNS op de hoogte was van zijn intentie om de spaarpolis te koppelen aan de nieuwe hypotheek. De zaak werd aangehouden voor bewijslevering en verdere beoordeling van de schade.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.120.659/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 125487 / HA ZA 11-280)
arrest van de tweede kamer van 25 november 2014
in de zaak van
SNS Bank N.V.,
gevestigd te Utrecht,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
SNS,
advocaat: mr. M. Ris, kantoorhoudend te Utrecht,
tegen

1.[geïntimeerde 1],

wonende te [woonplaats],
hierna:
[geïntimeerde 1],
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
hierna:
[geïntimeerde 2],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden],
advocaat: mr. P.W. Huitema, kantoorhoudend te Groningen.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 1 april 2014 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Ingevolge het vermelde tussenarrest heeft op 13 mei 2014 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.2
Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
Indien het gestelde in de stukken wordt bezien in het licht van de daarop ter comparitie gegeven toelichting, dan ontstaat daaruit het volgende beeld wat betreft de kern van de wederzijds ingenomen standpunten.
Voor [geïntimeerde 1] was van belang dat hij de spaarpolis ongewijzigd kon voortzetten. Hij ging er daarbij van uit dat hij deze verzekering zou kunnen koppelen aan de bij zijn BV te sluiten hypothecaire lening. Omdat SNS in oktober 2008 te kennen gaf dat het product "niet meer bestond", is hij noodgedwongen overgestapt op een nadeliger product (inleidende dagvaarding sub 2.7, MvA sub 5).
Volgens SNS is nooit door haar gezegd dat het product niet kon worden voortgezet en was voortzetting ook zeker mogelijk. Het product is ook voortgezet. Vervolgens nam [geïntimeerde 1] zelf contact op met SNS omdat hij de verzekering wilde koppelen aan de nieuwe hypotheek bij zijn BV, hetgeen echter niet mogelijk is en ook nimmer door [geïntimeerde 1] met SNS was besproken. Daarop is in overleg met [geïntimeerde 1] naar een vervangend product gezocht (MvG sub 6.18), dat per saldo niet of nauwelijks nadeliger is.
2.2
In de door [geïntimeerde 1] bij de memorie van antwoord overgelegde brief van SNS d.d.
29 januari 2009 (prod. 28) wordt het volgende vermeld: "
U had een SNS depothypotheek bij de SNS bank lopen. Omdat de hypotheek in oktober 2008 is afgelost dient ook de daaraan gekoppelde verzekering te worden beëindigd. Samen met de heer [Y] heeft u vervolgens gekeken naar een oplossing."
Deze uitlating van SNS bevestigt naar het oordeel van het hof het standpunt van [geïntimeerde 1]. SNS geeft immers te kennen dat de verzekering dient te worden beëindigd
omdat de hypotheek is afgelost. De brief vermeldt niet dat de polis ondanks beëindiging van de hypotheek zelfstandig op gelijke condities en zonder beperkingen kan worden voortgezet. Van een door [geïntimeerde 1] uitgesproken (onmogelijke) wens om de polis te koppelen aan zijn nieuwe hypotheek als reden voor beëindiging maakt de brief geen melding.
Daar komt bij dat [geïntimeerde 1] heeft gesteld (inleidende dagvaarding sub 2.10) dat (voorafgaand hieraan) SNS hem op 6 november 2008 had bericht een
nieuwespaarverzekering voor hem te hebben geopend (prod. 4 inleidende dagvaarding) en dat de voorwaarden daarvan
(prod. 6 inleidende dagvaarding) slechter bleken te zijn dan die van de oorspronkelijke polis, met name doordat het verzekerde bedrag op beide levens was teruggebracht tot € 90.756,- bij in leven zijn van beide verzekerden op 1 oktober 2026 of na eerder overlijden (was € 233.310 bij leven op 1 oktober 2026 en € 90.756,- bij eerder overlijden). SNS heeft dat niet weersproken. Sterker nog: SNS heeft in de conclusie van antwoord onder 2.11 erkend dat de voorwaarden van dit nieuwe spaarproduct
afwekenvan de voorwaarden van de beëindigde polis.
In dit licht bezien heeft SNS de stelling van [geïntimeerde 1] dat na beëindiging van de hypotheek SNS te kennen heeft gegeven dat ongewijzigde voortzetting van de spaarpolis niet mogelijk was omdat "dit product niet meer bestond', onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat die stelling voor juist moet worden gehouden.
Tijdens de comparitie in hoger beroep is van de zijde van SNS door mr. Ubels aangegeven dat de polis wel had
kunnenworden voortgezet, namelijk met een spaarrente gelijk aan de hypotheekrente van SNS voor de kortste rentevaste periode verminderd met een korting van 2,5%. Daartoe heeft zij verwezen naar artikel 24.1 van de toepasselijke polisvoorwaarden. Die stelling wijkt overigens af van wat SNS eerder had gesteld, namelijk dat
tijdelijkevoortzetting mogelijk was (volgens mr. Ubbels berustte die uitlating op een vergissing).
Wat daarvan zij, uit de hiervoor geschetste gang van zaken blijkt dat SNS destijds anders heeft gehandeld en dat aan [geïntimeerde 1] wat anders is voorgehouden.
Op grond van het bovenstaande staat vast dat SNS de toezegging van de heer [X] dat de spaarpolis ongewijzigd kon worden voortgezet (met alleen een aanpassing van de premie in verband met de lagere spaarrente) niet heeft waargemaakt en aldus jegens [geïntimeerde 1] toerekenbaar is tekortgeschoten. Voor de eventuele daaruit voortvloeiende schade is zij aansprakelijk. Daarmee falen de
grieven III en IV. Of de bedoeling van [geïntimeerde 1] om de spaarpolis ongewijzigd voort te zetten (mede) werd gedreven door zijn wens deze te koppelen aan de nieuwe hypotheek bij zijn BV en hij dat motief aan SNS kenbaar heeft gemaakt en SNS de verwachting heeft gewekt dat dit mogelijk is, is voor de aansprakelijkheid niet van belang. Wel kan dit aspect een rol spelen bij de vraag welke schade voor vergoeding in aanmerking komt, hetgeen hierna aan bod zal komen bij de bespreking van grief V.
2.3
Met
grief Vbetoogt SNS dat niet aannemelijk is dat [geïntimeerde 1] schade heeft geleden of zal lijden. Het hof overweegt dat voor beantwoording van de vraag of [geïntimeerde 1] schade lijdt of zal lijden met elkaar in vergelijking moeten worden gebracht de situatie dat SNS haar toezegging was nagekomen, hetgeen blijkens het voorgaande mogelijk was, en die waarin [geïntimeerde 1] is komen te verkeren nadat was gebleken dat SNS de polis niet ongewijzigd wenste voort te zetten en waarbij naar een alternatieve oplossing is gezocht. Hierbij komen twee subvragen naar voren: (i) behoort ook eventuele schade vergoed te worden doordat de aangeboden nieuwe spaarpolis niet gekoppeld kon worden aan de nieuwe hypothecaire lening bij de BV van [geïntimeerde 1] en (ii) voor wiens rekening komt het feit dat de afgesloten polis bij de Onderlinge 's Gravenhage (hierna: de Onderlinge) mogelijk ongunstiger is dan de door SNS in november 2008 aangeboden polis (mede gelet op het niet meeverzekerd zijn van het overlijden van mevrouw [geïntimeerde 1] bij de Onderlinge)?
2.4
Ad (i) Het gaat erom of [geïntimeerde 1] op grond van hetgeen is gecommuniceerd rondom de beëindiging van de hypotheek bij SNS mocht verwachten dat de voort te zetten spaarpolis zou kunnen worden gekoppeld aan de nieuw te sluiten hypothecaire lening bij zijn BV. Het hof stelt voorop dat in de overgelegde e-mails op dit punt geen enkele toezegging door de heer [X] is te lezen. Door SNS is zelfs gesteld dat zij niet op de hoogte was van het plan van [geïntimeerde 1] om de hypotheek in eigen beheer te nemen. Zij heeft daarbij gewezen op het feit dat op het door [geïntimeerde 1] ondertekende formulier waarmee [geïntimeerde 1] heeft gevraagd om vervroegde aflossing (prod. 23 bij antwoordakte in eerste aanleg) niet het vakje "Algehele aflossing in verband met oversluiting hypotheek elders" is aangekruist maar het vakje "Algehele aflossing niet in verband met oversluiting elders of verkoop onderpand".
Gelet op de gemotiveerde betwisting door SNS, ligt het overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv op de weg van [geïntimeerde 1] om te bewijzen dat SNS toch moet hebben begrepen dat dit zijn bedoeling was en dat hij op grond van uitlatingen of gedragingen van SNS mocht aannemen dat koppeling van de spaarpolis aan de nieuwe hypotheek mogelijk zou zijn. Het hof zal ambtshalve [geïntimeerde 1] opdragen dit bewijs te leveren. Indien hij daarin niet slaagt, dan zal eventuele schade doordat de nieuwe spaarpolis niet gekoppeld kon worden aan de nieuwe hypotheek niet voor vergoeding in aanmerking komen.
2.5
Ad (ii) Nadat was gebleken dat SNS de oorspronkelijke polis niet tegen dezelfde voorwaarden wenste voor te zetten, is in overleg tussen partijen gezocht naar de voor [geïntimeerde 1] minst bezwaarlijke oplossing. Voor het hof is niet geheel duidelijk waarom in plaats van de door SNS aangeboden gewijzigde polis (november 2008, zie prod. 6 inleidende dagvaarding) is gekozen voor de verzekering bij de Onderlinge en of die polis nu per saldo ongunstiger was of niet dan de gewijzigde polis van SNS. Indien de reden voor deze keuze uitsluitend was gelegen om te kunnen voldoen aan de wens van [geïntimeerde 1] om de polis te koppelen aan de lening bij de BV, dan dient een eventuele verslechtering ten opzichte van het door SNS aangeboden product voor rekening van [geïntimeerde 1] te blijven, tenzij hij slaagt in het hem op te dragen bewijs (zie onder i). Indien om andere redenen voor de verzekering bij de Onderlinge is gekozen, dan dient een eventuele verslechtering ten opzichte van wat eerder door SNS was aangeboden naar het oordeel van het hof in beginsel als in redelijkheid toe te rekenen gevolg (artikel 6:98 BW) voor rekening van SNS te komen.
2.6
De verdere bespreking van grief V zal worden aangehouden in afwachting van (de eventuele) bewijslevering door [geïntimeerde 1]. In hun aktes na (niet) gehouden getuigenverhoor dienen partijen zich uit te laten over hetgeen onder 2.5 is overwogen: waarom is gekozen voor de verzekering bij de Onderlinge in plaats van de door SNS aangeboden gewijzigde polis in november 2008?
De beslissing
Het gerechtshof:
draagt [geïntimeerde 1] op te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat SNS moet hebben begrepen dat het zijn bedoeling was de voort te zetten spaarpolis te koppelen aan een nieuwe hypothecaire lening, af te sluiten bij zijn eigen BV, en dat hij op grond van uitlatingen of gedragingen van SNS mocht aannemen dat deze koppeling mogelijk zou zijn.
bepaalt voor zover [geïntimeerde 1] het bewijs zou willen leveren door middel van getuigen dat het verhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden, op een nog nader te bepalen dag en uur voor mr. L. Janse, hiertoe tot raadsheer commissaris benoemd;
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 23 december 2014voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n), voor de periode van drie maanden na bovengenoemde rolzitting, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
verstaat dat het hof de gefourneerde dossiers onder zich zal houden in afwachting van een mogelijk getuigenverhoor en dat partijen, indien zij opnieuw arrest vragen, dit arrest en mogelijk daarna gewisselde stukken aanvullend dienen te fourneren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. L. Janse, mr. M.W. Zandbergen en mr. I. Tubben en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 25 november 2014.