In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 november 2014, is een rolbeschikking gegeven in het kader van een hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J. Bolt, had verzocht om een akte te mogen nemen, maar heeft deze niet tijdig ingediend, waardoor het recht op het nemen van een akte verviel. Vervolgens heeft de appellant verzocht om een pleidooi, dat met instemming van de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. J.V. van Ophem, werd omgezet in een schriftelijk pleidooi. De appellant heeft tijdig pleitnotities ingediend, maar de geïntimeerde heeft op de afgesproken dag alleen pleitnotities van repliek ingediend, wat de appellant beklaagde omdat hij niet in staat was om hierop te reageren.
De rolraadsheer heeft vastgesteld dat beide partijen instemden met het schriftelijk pleidooi, zoals geregeld in het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken. Dit reglement bepaalt dat bij schriftelijk pleidooi afstand wordt gedaan van het recht op mondeling pleidooi en dat er specifieke termijnen en voorwaarden gelden voor het indienen van pleitnota's. De geïntimeerde heeft zich echter niet aan deze regeling gehouden, wat de rolraadsheer heeft opgemerkt. De rolraadsheer heeft besloten dat de appellant alsnog de gelegenheid krijgt om kort te repliceren op de pleitaantekeningen van de geïntimeerde, die al eerder de kans had om op de pleitnotities van de appellant in te gaan.
De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor een korte schriftelijke repliek, waarbij de appellant nog maximaal 2,5 pagina ter beschikking heeft voor zijn reactie. Deze beslissing is genomen om ervoor te zorgen dat beide partijen een eerlijke kans krijgen om hun standpunten naar voren te brengen, in overeenstemming met de geldende procesregels.