ECLI:NL:GHARL:2014:9118

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 november 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
200.113.245-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rolbeschikking inzake schriftelijk pleidooi in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 november 2014, is een rolbeschikking gegeven in het kader van een hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J. Bolt, had verzocht om een akte te mogen nemen, maar heeft deze niet tijdig ingediend, waardoor het recht op het nemen van een akte verviel. Vervolgens heeft de appellant verzocht om een pleidooi, dat met instemming van de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. J.V. van Ophem, werd omgezet in een schriftelijk pleidooi. De appellant heeft tijdig pleitnotities ingediend, maar de geïntimeerde heeft op de afgesproken dag alleen pleitnotities van repliek ingediend, wat de appellant beklaagde omdat hij niet in staat was om hierop te reageren.

De rolraadsheer heeft vastgesteld dat beide partijen instemden met het schriftelijk pleidooi, zoals geregeld in het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken. Dit reglement bepaalt dat bij schriftelijk pleidooi afstand wordt gedaan van het recht op mondeling pleidooi en dat er specifieke termijnen en voorwaarden gelden voor het indienen van pleitnota's. De geïntimeerde heeft zich echter niet aan deze regeling gehouden, wat de rolraadsheer heeft opgemerkt. De rolraadsheer heeft besloten dat de appellant alsnog de gelegenheid krijgt om kort te repliceren op de pleitaantekeningen van de geïntimeerde, die al eerder de kans had om op de pleitnotities van de appellant in te gaan.

De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor een korte schriftelijke repliek, waarbij de appellant nog maximaal 2,5 pagina ter beschikking heeft voor zijn reactie. Deze beslissing is genomen om ervoor te zorgen dat beide partijen een eerlijke kans krijgen om hun standpunten naar voren te brengen, in overeenstemming met de geldende procesregels.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.113.245/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 134630/ KG ZA 12-175)
Beslissing van de eerste kamer van 25 november 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J. Bolt, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudend te Leeuwarden.

1.Het geding in hoger beroep

Nadat de gebruikelijke memories in deze procedure zijn genomen, heeft [appellant] verzocht een akte te mogen nemen. Dit verzoek is toegestaan, doch [appellant] heeft niet tijdig een akte genomen, waarna het recht op het nemen van een akte van rechtswege is vervallen ("ambtshalve akte niet-dienen"). Daarna heeft [appellant] pleidooi verzocht. Met instemming van [geïntimeerde] is dit omgezet in een schriftelijk pleidooi.
[appellant] heeft pleitnoties, voorzien van een akte overlegging producties, tijdig aan [geïntimeerde] ter hand gesteld. [geïntimeerde] heeft op de voor het schriftelijk pleidooi aangewezen dag alleen "pleitnotities repliek" aan het hof toegezonden. [appellant] heeft zich hierover beklaagd omdat hij niet in staat is gesteld te kunnen reageren op de pleitnotities van zijn wederpartij.
[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat hij niets fout heeft gedaan, dat hij op een mondeling pleidooi ook wel uitsluitend reageert op hetgeen de wederpartij aanvoert en dat hij als geïntimeerde toch het recht heeft op het laatste woord.

2.De beoordeling

De rolraadsheer stelt vast dat beide partijen hebben ingestemd met het schriftelijk pleidooi, zoals dat in het toepasselijke Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (LPR) is geregeld.
Het LPR bepaalt in artikel 4.7:
Schriftelijk pleidooi
Op eenparig verzoek van partijen kan het hof schriftelijk pleidooi toestaan. Met de keuze voor het schriftelijk doen bepleiten van de zaak wordt afstand gedaan van het recht op mondeling pleidooi.
Indien schriftelijk wordt gepleit, geldt voor het overleggen van de pleitnota’s, met inachtneming van het bepaalde in de volgende alinea, een termijn van acht weken. Op eenparig verzoek van partijen wordt een uitstel van ten hoogste acht weken verleend en in kort geding een uitstel van ten hoogste vier weken.
Uiterlijk twee weken voorafgaande aan de roldatum waarop de pleitnota’s zullen worden overgelegd, zenden de advocaten elkaar de pleitnota’s toe, zodat over en weer op de inhoud kan worden gereageerd door onder de eigen pleitnota een beknopte reactie op te nemen. Behoudens instemming van de wederpartij staat het de advocaten niet vrij de tekst van de toegezonden pleitnota te wijzigen.
Tenzij het hof anders bepaalt, mogen de pleitnota’s – met inbegrip van repliek en dupliek – niet omvangrijker zijn dan twaalf pagina’s A-4 (normale marges, regelafstand ten minste 1 en lettergrootte ten minste 10).
[geïntimeerde] heeft zich niet aan deze regeling gehouden. De door haar getrokken parallel met het mondeling pleidooi kan haar niet baten nu het schriftelijk pleidooi een eigen regeling kent (vgl. HR 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2904). Overigens heeft [appellant] pleidooi gevraagd, zodat er nimmer sprake kan zijn van repliek zijdens [geïntimeerde].
De rolraadsheer zal derhalve [appellant] in de gelegenheid stellen alsnog bij akte - kort - te repliceren op de pleitaantekeningen van [geïntimeerde]. [geïntimeerde] heeft reeds de gelegenheid gehad om in te gaan op de pleitaantekeningen van [appellant].
De beslissing
De zaak wordt verwezen naar de rolzitting van
dinsdag 9 december 2014voor een korte schriftelijke repliek. Gelet op de omvang van de reeds ingezonden "pleitaantekeningen" zijdens [appellant], staan hem nog maximaal 2,5 pagina ter beschikking.
Aldus gewezen op 25 november 2014 door mr. J.H. Kuiper, rolraadsheer en medeondertekend door de griffier.