In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van kinderalimentatie en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken na een echtscheiding. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Arnhem van 28 oktober 2011, waarin de zorgregeling en alimentatie zijn vastgesteld. De man, verweerder in het principaal hoger beroep, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en zijn grieven richten zich op de behoefte van de kinderen en de vrouw, alsook op zijn draagkracht.
Het hof heeft in zijn overwegingen de financiële situatie van beide partijen in kaart gebracht, waarbij het inkomen van de man als directeur van een besloten vennootschap en het inkomen van de vrouw uit loondienst zijn meegenomen. De rechtbank had eerder bepaald dat de man € 180,- per kind per maand zou betalen, maar het hof heeft deze bijdrage herzien op basis van de nieuwe richtlijnen van de Expertgroep Alimentatienormen. Het hof heeft vastgesteld dat de man vanaf de datum van de beschikking € 166,- per maand voor [kind 1] en € 133,- per maand voor [kind 2] zal betalen.
Daarnaast heeft het hof de zorgregeling voor de kinderen vastgesteld, waarbij [kind 2] iedere zaterdag van 09.00 uur tot 19.00 uur bij de man verblijft. Voor [kind 1] is geen zorgregeling vastgesteld, omdat zij op dit moment geen contact met de man wenst. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze aan zijn oordeel onderworpen was en heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.