ECLI:NL:GHARL:2014:8733

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 november 2014
Publicatiedatum
13 november 2014
Zaaknummer
200.148.320
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing machtiging tot schenking door onderbewindgestelde

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, die op 3 februari 2014 een verzoek om machtiging tot schenking van € 40.000,- aan zes verkrijgers heeft afgewezen. De bewindvoerder, die tevens de broer van de rechthebbende is, heeft in hoger beroep drie grieven ingediend en verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 september 2014, waarbij de bewindvoerder aanwezig was, maar de rechthebbende niet. Tijdens de behandeling is vastgesteld dat de rechthebbende in goede geestelijke conditie verkeert en in staat is zijn wil te bepalen. Het hof heeft de bewindvoerder gehoord en vastgesteld dat de rechthebbende op de hoogte is van de schenkingen en instemt met de voorgestelde schenkingen. Het hof oordeelt dat de rechthebbende, die in principe in staat is om financiële beslissingen te nemen, geen machtiging van de rechter nodig heeft voor het doen van de schenkingen. De kantonrechter had het verzoek om machtiging ten onrechte in behandeling genomen en afgewezen, aangezien de bewindvoerder zijn medewerking aan de schenkingen wilde verlenen. Het hof vernietigt de beschikking van de kantonrechter en bepaalt dat geen machtiging vereist is voor het doen van de zeven schenkingen van elk € 5.000,-, in totaal € 35.000,- aan de verkrijgers. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.148.320
(zaaknummer rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, 2652278)
beschikking van de familiekamer van 13 november 2014
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. P.T. Pel te Hattem,
en
[rechthebbende],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, verder: de kantonrechter, van 3 februari 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 2 mei 2014;
- het journaalbericht van mr. Pel van 19 september 2014 met bijlage, ingekomen op
22 september 2014.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 30 september 2014 plaatsgevonden. De bewindvoerder is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De rechthebbende is niet verschenen.
Voorts zijn verschenen [A], echtgenote van de bewindvoerder,
[B], de zuster van de rechthebbende, haar echtgenoot [C], en[D], de zoon van voormelde zuster en haar echtgenoot.
2.3
Ter mondelinge behandeling heeft mr. Pel overgelegd de aangifte inkomstenbelasting 2013 van de rechthebbende.
2.4
Ter zitting heeft het hof bepaald dat de voorzitter de rechthebbende ter plaatse van zijn woonstede zal gaan horen om te bezien of de rechthebbende in staat is zijn wil te bepalen, waarbij de bewindvoerder en de zuster van de rechthebbende aanwezig zullen zijn.
2.5
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof het journaalbericht van mr. Pel van 21 oktober 2014 met bijlagen 1 tot en met 9 ingekomen op die datum en op 22 oktober 2014 per e-mailbericht van mr. Pel de nog ontbrekende pagina 2 van de aangifte inkomstenbelasting 2013 van de rechthebbende.
2.6
De rechthebbende is door de voorzitter gehoord op 22 oktober 2014, in aanwezigheid van de bewindvoerder, de zuster van de rechthebbende en de griffier.

3.De vaststaande feiten

3.1
De rechthebbende is geboren op [geboortedatum] 1927. De bewindvoerder is een broer van de rechthebbende.
3.2
Bij beschikking van 25 november 2008 heeft de kantonrechter in de rechtbank Zutphen een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de rechthebbende omdat de rechthebbende als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen en daarbij [E] benoemt tot bewindvoerder.
3.3
Bij beschikking van 30 november 2011 heeft de rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Oude IJsselstreek, met ingang van die datum [E] als bewindvoerder van de rechthebbende ontslagen en met ingang van die datum de bewindvoerder benoemt tot bewindvoerder over de goederen van de rechthebbende.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, op 24 december 2013, heeft mr. [F], werkzaam bij Accon AVM adviseurs en accountants, namens de rechthebbende de kantonrechter verzocht machtiging te verlenen tot schenking van een totaalbedrag van € 40.000,- verdeeld over een zestal verkrijgers.
3.5
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek om machtiging voor het doen van een schenking van € 40.000,- uit het vermogen van de rechthebbende aan zes verkrijgers, afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is voormelde afwijzing van het verzoek door de rechtbank.
4.2
De bewindvoerder is met drie grieven in hoger beroep gekomen tegen de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De bewindvoerder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en primair te bepalen dat geen machtiging is vereist voor het doen van inmiddels een zevental schenkingen uit het vermogen van de rechthebbende, elk ter grootte van € 5.000,-, derhalve € 35.000,- aan de verkrijgers vermeld op de aan het beroepschrift gehechte lijst van verkrijgers, productie 2. Subsidiair is verzocht machtiging te verlenen voor het doen van voormelde schenkingen. Bij journaalbericht van 21 oktober 2014 heeft mr. Pel als productie 9 overgelegd een aangepaste lijst van verkrijgers, waarop alle neven en nichten van de rechthebbende als verkrijger zijn vermeld.
4.3
Het hof zal de grieven in hoger beroep gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking verwezen naar de aanbevelingen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton, verder: aanbevelingen van het LOVCK, waarin als hoofdregel is opgenomen dat een verzoek om een schenking te mogen doen namens een de rechthebbende die zijn wil niet kan bepalen, wordt afgewezen indien er geen schenkingstraditie is. De bewindvoerder stelt in hoger beroep dat de kantonrechter er ten onrechte van is uitgegaan dat de rechthebbende niet (meer) in staat is om zijn wil te bepalen.
5.2
Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 1:441 lid 2 onder a van het Burgerlijk Wetboek, verder: BW, de bewindvoerder toestemming behoeft van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat of weigerachtig is, machtiging van de kantonrechter voor het beschikken over een onder het bewind staand goed, tenzij de handeling als gewone beheersdaad kan worden beschouwd of krachtens rechterlijk bevel geschiedt.
5.3
Schenken is een beschikkingsdaad en dus geen gewone beheersdaad waartoe de bewindvoerder met uitsluiting van de rechthebbende bevoegd is (artikel 1:438 lid 1 BW). Beschikken mag de rechthebbende zelf met medewerking van de bewindvoerder of, als die bewindvoerder weigert, met vervangende machtiging van de kantonrechter (artikel 1:438 lid 2 BW). Het gaat dan steeds om een door de rechthebbende gewenste schenking.
5.4
Het hof is met de bewindvoerder van oordeel dat in hoger beroep allereerst aan de orde is de vraag of de rechthebbende in staat is zijn wil te bepalen. Tijdens het verhoor van
de rechthebbende op 22 oktober 2014 is het hof gebleken dat de rechthebbende in een goede geestelijke conditie verkeert. De rechthebbende was op de hoogte van de onderhavige schenkingen, hij kent de verkrijgers en stemt in met de in casu voorgestelde schenkingen. Het hof stelt dan ook vast dat het in dit geval gaat om door de rechthebbende gewenste schenkingen en dat de rechthebbende (in principe) in staat is om deze financiële beslissingen te nemen. Grief 2 slaagt. Het hof is met de bewindvoerder van oordeel dat, nu de rechthebbende in staat is zijn wil te bepalen en nu de bewindvoerder medewerking aan de gewenste schenkingen wil verlenen, geen machtiging van de rechter is vereist voor het doen van schenkingen uit het vermogen van de rechthebbende.
5.5
De (wilsbekwame) rechthebbende had derhalve in eerste aanleg geen belang bij het namens hem ingediende verzoek om machtiging tot het doen van de door hem gewenste schenkingen, gelet op het feit dat ook toen de bewindvoerder zijn medewerking daaraan wilde verlenen. De kantonrechter heeft dit verzoek echter in behandeling genomen en heeft vervolgens het verzoek afgewezen. Thans dient de vraag te worden beantwoord of de bewindvoerder belang heeft bij zijn hoger beroep. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend ten aanzien van het primaire verzoek om te bepalen dat geen machtiging is vereist voor het doen van inmiddels een zevental schenkingen uit het vermogen van de rechthebbende, in feite een verklaring voor recht dat geen machtiging om te mogen schenken uit het vermogen van de rechthebbende is vereist.
5.6
Indien de rechthebbende in de toekomst nog meer schenkingen mocht willen doen dan beveelt het hof de bewindvoerder aan dat te zijner tijd opnieuw voor te leggen aan de rechter om te bezien of de rechthebbende op dat moment nog in staat is zijn wil (dienaangaande) te bepalen. Daarnaast merkt het hof nog op dat in de aanbeveling D punt 6 van het LOVCK is vermeld dat in beginsel (in het geval de rechthebbende niet in staat is zijn wil te bepalen) schenking niet wordt toegestaan indien het liquide vermogen van de rechthebbende door schenking minder dan € 30.000,- komt te bedragen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt grief 2. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 3 februari 2014 en opnieuw beschikkende:
bepaalt dat geen machtiging voor het doen van een zevental schenkingen uit het vermogen van de rechthebbende, elk ter grootte van € 5.000,-, derhalve in totaal € 35.000,- aan de in hoger beroep vermelde verkrijgers is vereist;
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. B.F. Keulen, E.H. Schulten en A.W. Beversluis, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. E.H. Schulten, en is op 13 november 2014 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.