In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, die op 3 februari 2014 een verzoek om machtiging tot schenking van € 40.000,- aan zes verkrijgers heeft afgewezen. De bewindvoerder, die tevens de broer van de rechthebbende is, heeft in hoger beroep drie grieven ingediend en verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 september 2014, waarbij de bewindvoerder aanwezig was, maar de rechthebbende niet. Tijdens de behandeling is vastgesteld dat de rechthebbende in goede geestelijke conditie verkeert en in staat is zijn wil te bepalen. Het hof heeft de bewindvoerder gehoord en vastgesteld dat de rechthebbende op de hoogte is van de schenkingen en instemt met de voorgestelde schenkingen. Het hof oordeelt dat de rechthebbende, die in principe in staat is om financiële beslissingen te nemen, geen machtiging van de rechter nodig heeft voor het doen van de schenkingen. De kantonrechter had het verzoek om machtiging ten onrechte in behandeling genomen en afgewezen, aangezien de bewindvoerder zijn medewerking aan de schenkingen wilde verlenen. Het hof vernietigt de beschikking van de kantonrechter en bepaalt dat geen machtiging vereist is voor het doen van de zeven schenkingen van elk € 5.000,-, in totaal € 35.000,- aan de verkrijgers. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen.