In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 november 2014, staat de vraag centraal of de geïntimeerde, die betrokken was bij een aanrijding, opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt aan zijn verzekeraar, Aegon Schadeverzekering N.V. De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De procedure begon met een tussenarrest op 10 juni 2014, waarin het hof Aegon de gelegenheid gaf om te reageren op bezwaren van de geïntimeerde tegen een deskundigenrapport. De geïntimeerde stelde dat de aanrijding niet had plaatsgevonden zoals door Aegon werd geschetst en dat de schade aan zijn voertuig niet in verhouding stond tot de schade aan het andere voertuig, een BMW.
Het hof heeft de deskundige geraadpleegd en zijn bevindingen waren dat de aanrijding in scene was gezet. De deskundige concludeerde dat de schade aan de Ford van de geïntimeerde niet overeenkwam met de omstandigheden van de aanrijding en dat de verklaringen van de betrokkenen niet consistent waren. Het hof oordeelde dat de geïntimeerde niet zijn volledige medewerking had verleend aan de schadeafwikkeling en dat hij opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt. Hierdoor had hij geen recht op dekking onder de polis van Aegon.
De slotsom was dat het hoger beroep van Aegon slaagde. Het hof vernietigde de eerdere vonnissen van de rechtbank en wees de vordering van Aegon toe, inclusief de wettelijke rente. De geïntimeerde werd veroordeeld in de kosten van beide instanties. Dit arrest bevestigt de noodzaak voor verzekerden om waarheidsgetrouwe informatie te verstrekken aan hun verzekeraar, en dat onjuiste informatie kan leiden tot verlies van dekking en terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen.