Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
wonende te [A],
verweerder in hoger beroep,
advocaat mr. A.H. Loos-Horstman, kantoorhoudend te Sneek.
wonende te [B],
verder te noemen: de moeder,
advocaat mr. P.E. van der Werf, kantoorhoudende te Sneek.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [F] en [G]. Het verzoek was ingediend door Bureau Jeugdzorg Friesland (BJZ) na een eerdere afwijzing door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland op 25 juni 2014. De vader en moeder van de kinderen zijn gescheiden en de kinderen staan sinds juli 2011 onder toezicht van BJZ. De vader heeft het verzoek van BJZ bestreden en het hof heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder rapportages van deskundigen en brieven van de Raad voor de Kinderbescherming.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 oktober 2014 hebben zowel de vader als de moeder, bijgestaan door hun advocaten, hun standpunten toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen zich goed ontwikkelen bij de vader en dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat het ontbreken van contact met de moeder hen ernstig schaadt. Het hof heeft de zorgen van BJZ over de emotionele ontwikkeling van de kinderen, als gevolg van het ontbreken van contact met de moeder, niet voldoende geacht om de ondertoezichtstelling te verlengen.
Het hof heeft geconcludeerd dat de ouders de kans moeten krijgen om het contactherstel tussen de kinderen en de moeder in een vrijwillig kader op te pakken. De ouders hebben aangegeven open te staan voor hulp en begeleiding in dit proces. Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van BJZ om verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen en de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd.