ECLI:NL:GHARL:2014:8446

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 oktober 2014
Publicatiedatum
4 november 2014
Zaaknummer
200.153.726-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar aangrenzend hof wegens schijn van partijdigheid in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep tegen een beschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 27 september 2013. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. R.S. van der Spek, waren in hoger beroep gekomen van deze beschikking. De geïntimeerde, Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, werd vertegenwoordigd door mr. W.E.M. Klostermann. Tijdens de voorbereiding van de mondelinge behandeling, die gepland stond op 27 november 2014, constateerde het hof dat bij de beroepen beschikking een drietal arbiters was benoemd, waaronder een raadsheer-plaatsvervanger die ook werkzaam was in het hof zelf. Dit leidde tot de conclusie dat er een schijn van partijdigheid zou kunnen ontstaan, in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Om deze schijn van partijdigheid te vermijden, besloot het hof de zaak niet verder te behandelen en te verwijzen naar het gerechtshof Amsterdam. De beslissing om de mondelinge behandeling niet door te laten gaan, werd op 31 oktober 2014 uitgesproken in het bijzijn van de griffier. Het hof gelastte de griffier om de relevante stukken van het geding naar het gerechtshof Amsterdam te zenden, zodat de zaak daar verder behandeld kon worden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.153.726/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/141428/PR RK 13-217
beschikking van de tweede kamer voor burgerlijke zaken van 31 oktober 2014

[appellant 1] en

[appellant 2],
beiden wonende te [woonplaats] ([land]),
appellanten,
hierna te noemen:
[appellanten],
advocaat: mr. R.S. van der Spek, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen

Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten,

gevestigd te 's-Graveland,
geïntimeerde,
hierna te noemen:
Natuurmonumenten,
advocaat: mr. W.E.M. Klostermann, kantoorhoudende te Zwolle.
Het geding in eerste aanleg
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de beschikking van
27 september 2013 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Groningen, hierna te noemen de rechtbank.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 7 augustus 2014, zijn [appellanten] in hoger beroep gekomen van de genoemde beschikking van 27 september 2013, hierna te noemen de beroepen beschikking.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 18 september 2014, heeft Natuurmonumenten verweer gevoerd.
Het hof heeft vervolgens de mondelinge behandeling bepaald op 27 november 2014.
De beoordeling
Bij de voorbereiding van de mondelinge behandeling heeft het hof geconstateerd dat bij de beroepen beschikking een drietal arbiters, onder wie [raadsheer-plaatsvervanger], is benoemd. Aangezien [raadsheer-plaatsvervanger] ook raadsheer-plaatsvervanger in dit hof is, zal het hof, gelet op het bepaalde in
art. 6 EVRM, de zaak niet verder behandelen, maar - ter vermijding van de schijn van partijdigheid - verwijzen naar een aangrenzend hof.
Het vorenstaande heeft tot gevolg dat de op 27 november 2014 bepaalde mondelinge behandeling geen doorgang zal kunnen vinden.
De beslissing
Het gerechtshof:
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, ter verdere behandeling naar het
gerechtshof Amsterdam;
gelast de griffier om de stukken van het geding - het beroepschrift, het verweerschrift en
een afschrift van deze beschikking - te zenden naar de griffie van het gerechtshof
Amsterdam;
bepaalt dat de op 27 november 2014 bepaalde mondelinge behandeling geen doorgang zal
vinden.
De beschikking is gegeven door mr. W. Breemhaar, mr. R.E. Weening en mr. I. Tubben en uitgesproken ter openbare zitting van dit hof van vrijdag 31 oktober 2014 in het bijzijn van de griffier.