ECLI:NL:GHARL:2014:8339

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 oktober 2014
Publicatiedatum
30 oktober 2014
Zaaknummer
200.144.721
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot machtiging voor oprichting van een besloten vennootschap door curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot machtiging voor het oprichten van een besloten vennootschap (B.V.) door de curator van de rechthebbende. De verzoeker, die tevens de broer van de rechthebbende is, had eerder bij de rechtbank Midden-Nederland een machtiging aangevraagd om de legitieme portie uit de nalatenschap van hun vader in te brengen in de op te richten B.V. De kantonrechter had dit verzoek op 3 maart 2014 afgewezen.

In hoger beroep heeft de verzoeker drie grieven ingediend en gevraagd om vernietiging van de eerdere beschikking. Hij stelde dat het oprichten van de B.V. in het belang van de rechthebbende zou zijn, omdat dit zou leiden tot rendement op het vermogen en een verlaging van de eigen bijdrage AWBZ. De verzoeker betoogde dat het omzetten van box 3 naar box 2 vermogen door de wetgever is toegestaan en dat het niet verlenen van de machtiging een ongeoorloofd onderscheid zou maken tussen wilsbekwame en wilsonbekwame personen.

Het hof heeft echter geoordeeld dat het verlenen van de machtiging zou leiden tot onttrekking van een aanzienlijk deel van het vermogen van de rechthebbende aan het toezicht van de kantonrechter. De bestuurder van de B.V. zou het vermogen beheren zonder wettelijke verplichtingen tot verantwoording aan de kantonrechter. Gezien deze overwegingen heeft het hof besloten het hoger beroep ongegrond te verklaren en de beschikking van de kantonrechter te bekrachtigen, evenals het verzoek om proceskostenvergoeding af te wijzen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.144.721
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 2561496)
beschikking van de familiekamer van 30 oktober 2014
inzake
[verzoeker],
wonende te[woonplaats],
verzoeker in het hoger beroep,
in zijn hoedanigheid van curator van
[rechthebbende],
geboren op [geboortedatum] 1947 te [plaats],
verder te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. J.M. Weijers te Utrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland locatie Utrecht, van 3 maart 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift, ingekomen op 1 april 2014.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 3 juli 2014 plaatsgevonden. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat en mr. M. Mathijsen-Molenkamp, kantoorgenoot. Voorts is de rechthebbende verschenen, bijgestaan door zijn begeleidster
[A].

3.De vaststaande feiten

3.1
Verzoeker is de broer van de rechthebbende en diens curator.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 21 november 2013, aangevuld bij brief van 3 januari 2014, heeft verzoeker machtiging gevraagd voor het oprichten van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (B.V.) namens de rechthebbende.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de gevraagde machtiging geweigerd.
4. De omvang van het geschil
4.1
Verzoeker is met drie grieven in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van
3 maart 2014. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen.
4.2
Verzoeker vraagt het hoger beroep gegrond te verklaren en de bestreden beschikking te vernietigen. Voorts vraagt verzoeker een tegemoetkoming in zijn proceskosten.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het verzoek strekt tot machtiging voor het oprichten van een B.V. namens de rechthebbende, waarbij het de bedoeling is van verzoeker de aan de rechthebbende toebedeelde legitieme portie uit de nalatenschap van hun beider vader in te brengen in de op te richten B.V.
5.2
Verzoeker heeft de volgende toelichting gegeven op de door hem voorgestelde handelingen.
Inbreng van de legitieme portie van de rechthebbende in een B.V. is volgens verzoeker in diens belang, omdat dit leidt tot rendement op het vermogen. Verder voorkomt verplaatsing van het vermogen naar box 2 dat daarover in box 3 belasting wordt geheven en wordt de eigen bijdrage AWBZ van de rechthebbende aanzienlijk verlaagd, aldus verzoeker. De eigen bijdrage AWBZ bedraagt thans € 1.777,66 per maand, wat leidt tot een aanzienlijke intering op en uiteindelijk verdamping van het vermogen van de rechthebbende.
Verzoeker stelt dat het de taak van hem als curator is om te zorgen voor optimaal rendement van het vermogen van de rechthebbende. De curator dient zich daarbij te laten leiden door wat een niet onder curatele gesteld persoon met zijn vermogen zou hebben gedaan. Het omzetten van box 3 naar box 2 vermogen is door de wetgever toegestaan. Door dit voor de rechthebbende niet mogelijk te maken ontstaat een ongeoorloofd onderscheid tussen wilsbekwame en wilsonbekwame personen. De belangen van de rechthebbende worden geschaad wanneer de machtiging niet wordt verleend.
Indien nodig kan de rechthebbende, aldus verzoeker, altijd het vermogen in de B.V. aanspreken om te voorzien in zijn levensonderhoud. Op korte termijn zal opnieuw een bedrag (€ 32.849,-) uit een andere nalatenschap aan de rechthebbende toekomen.
Het heffingsvrije vermogen van € 21.000,- kan in box 3 blijven en zal steeds direct beschikbaar zijn voor de rechthebbende.
Indien wel sprake zou zijn van een beperking van de rechthebbende om over zijn vermogen te beschikken dan geldt volgens de verzoeker dat het huidige en toekomstige vermogen van de rechthebbende voldoende zijn om in diens levensonderhoud te voorzien.
Er is geen sprake van onttrekking van het vermogen aan het toezicht van de rechthebbende of van de kantonrechter. Verzoeker dient daarover jaarlijks rekening en verantwoording aan de kantonrechter af te leggen.
5.3
Het hof overweegt als volgt. Zonder enig waardeoordeel te willen geven over de (morele) aanvaardbaarheid van de oprichting van een B.V. met als voornaamste oogmerk betalingen van hogere AWBZ-bijdragen te voorkomen, constateert het hof dat met het verlenen van machtiging voor de oprichting van de B.V. en het overhevelen van vermogen naar die B.V. een aanzienlijk deel van het vermogen van de rechthebbende aan het met wettelijke waarborgen omklede stelsel van toezicht door de kantonrechter zal worden onttrokken. In dat geval wordt het overgehevelde vermogen beheerd door de bestuurder van de B.V. Toezeggingen van het bestuur, al dan niet in de persoon van de curator/verzoeker, tot het afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde beleid van die B.V. hebben geen wettelijke grondslag. Schendingen van die toezeggingen kennen geen wettelijke sanctie. De kantonrechter heeft ten aanzien van die B.V. dus geen enkele wettelijke taak of bevoegdheid. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verzochte machtiging niet alsnog moet worden verleend.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, treft het hoger beroep geen doel. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en het verzoek om een tegemoetkoming in de proceskosten afwijzen

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Utrecht, van 3 maart 2014;
wijst af het meer of anders verzochte
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, H.L. van der Beek en
R. Krijger en is op 30 oktober 2014 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid
van de griffier.