Uitspraak
HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
de vrouw,
[geïntimeerde],
de man,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen centraal. De kinderen verblijven momenteel bij hun vader in Zwitserland, terwijl de moeder in Nederland woont. De zaak is voortgekomen uit een eerdere tussenbeschikking van 1 mei 2012, waarin voorlopige zorg- en opvoedingstaken waren vastgesteld. Het hof heeft de Raad voor de Kinderbescherming opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de situatie van de kinderen en de mogelijkheden voor een zorgregeling. Tijdens de procedure zijn verschillende documenten en rapporten van de Zwitserse kinderbescherming (KESB) ingediend, waaruit blijkt dat de kinderen psychische problemen ondervinden door de situatie.
Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen, [kind 1] en [kind 2], in Zwitserland hun hoofdverblijfplaats hebben, maar dat dit niet automatisch betekent dat de Nederlandse rechter onbevoegd is. De man heeft verzocht om onbevoegdheid op basis van het Haags Kinderbeschermingsverdrag, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. Het hof oordeelt dat de belangen van de kinderen vereisen dat er duidelijkheid komt over hun verblijfplaats. De kinderen hebben recht op stabiliteit en continuïteit in hun behandeling, en het hof acht het niet in hun belang om hen naar Nederland te verhuizen.
De vrouw heeft verzocht om een zorgregeling en een bijdrage in de kosten van haar reizen naar Zwitserland, maar het hof heeft deze verzoeken afgewezen. Het hof benadrukt dat de KESB verantwoordelijk is voor de zorgregeling en dat de vrouw niet kan verwachten dat de man bijdraagt aan haar reiskosten, gezien het gebrek aan contact tussen haar en de kinderen. De beslissing van het hof is om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader te bevestigen en de verzoeken van de vrouw af te wijzen.