In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verlengd. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen, met de stelling dat de uithuisplaatsing ook vrijwillig gerealiseerd kon worden. De stichting, verweerder in hoger beroep, bestreed dit verzoek en stelde dat de situatie van de kinderen, die sinds 16 mei 2012 onder toezicht stonden, nog steeds zorgwekkend was. Het hof heeft vastgesteld dat er in de oorspronkelijke thuissituatie sprake was van huiselijk geweld en dat de ouders niet in staat waren om een veilige omgeving voor de kinderen te bieden. De moeder had moeite met het begrenzen van de kinderen en vertoonde problematisch gedrag, wat leidde tot de uithuisplaatsing. Het hof oordeelde dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig waren, gezien de specifieke problematiek van de kinderen en de moeder. De beschikking van de kinderrechter werd bekrachtigd, en het hof wees het meer of anders verzochte af.