Uitspraak
1.[appellant 1],
[appellant 1],
[appellant 2],
[appellanten],
Rabobank,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het door de Voorzieningsrechter van de Rechtbank Overijssel, locatie Zwolle op 26 juni 2014 gewezen vonnis te vernietigen, en opnieuw rechtdoende in naam van de Koning in hoger beroep:
Rabobank IJsseldelta U.A. te gebieden om binnen twee dagen na de betekening van het te deze te wijzen vonnis de kredietovereenkomsten d.d. 19 januari 2010,
Rabobank IJsseldelta U.A. te gebieden om binnen twee dagen na de betekening van het te dezen te wijzen vonnis de bij [appellanten] in gebruik zijnde bankrekening met het rekeningnummer 1522.79.555, ten name van [appellant 1] e.o. [appellant 2], wederom aan [appellanten] in gebruik te geven overeenkomstig de gebruikelijke voorwaarden, met dien verstande dat [appellanten] weer de (gebruikelijke) betalingen aan deden kan verrichten en opdrachten tot automatische incasso weer op de overeengekomen gebruikelijke condities worden uitgevoerd;
Rabobank IJsseldelta U.A. te veroordelen om binnen zeven dagen na de betekening van het te dezen te wijzen vonnis per deurwaardexploot van het bureau Kredietregistratie Tiel, onder bijsluiting van de vereiste stukken bevel te doen de ten name van [appellanten] gedane foutieve registratie met onmiddellijke ingang door te (laten) halen en binnen zeven dagen na betekening van het exploot aan BKR aan [appellanten] een afschrijft van bedoeld exploot te verstrekken;
Rabobank IJsseldelta U.A. te veroordelen om aan [appellanten] een dwangsom van
Rabobank IJsseldelta U.A. te veroordelen om aan [appellanten] de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de proceskosten te betalen."
bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad verklaard:
3.De feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven
Grieven I tot en met V, die uitgaan van een andere opvatting, stuiten hierop af en behoeven voor het overige geen afzonderlijke bespreking.
VI en VIIdie uitgaan van een andere opvatting, stuiten op het voorgaande af en behoeven voor het overige geen afzonderlijke bespreking.
grief VIIIbetogen [appellanten] dat een sommatie of ingebrekestelling aan de opzegging vooraf had moeten gaan. Deze stelling vindt echter geen steun in de overeenkomst noch in de wet. Overigens bevat de e-mail van Rabobank d.d. 16 april 2014 (prod. 26 van [appellanten] in eerste aanleg) wel een sommatie. De grief faalt.
grieven IX en XIhebben naast de hiervoor besproken grieven geen zelfstandige betekenis en delen dan ook het lot van die grieven.
grief Ibetoogt Rabobank dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat de BKR-registratie van het (gedeelte van) geldlening C, dat wil zeggen de lening van € 60.000,- exclusief rente, dient te vervallen.
grief IIbetoogt Rabobank dat [appellanten] geen enkel belang hebben, laat staan een spoedeisend belang, bij hun vordering inzake de BKR-registratie, nu het hier om een positieve registratie gaat waarmee alleen wordt aangegeven dat een bepaald bankproduct is verstrekt en niet dat er een betalingsachterstand zou zijn.