In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 oktober 2014, gaat het om een hoger beroep van Melkexpress Internationaal B.V. tegen ABN AMRO BANK N.V. De zaak betreft de vraag of Melkexpress heeft bewezen dat zij bij de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst duidelijk heeft gecommuniceerd dat zij voor alle denkbare risico's verzekerd wilde zijn. Het hof oordeelt dat Melkexpress in haar bewijsvoering is geslaagd. Tijdens getuigenverhoren zijn verklaringen afgelegd door vier getuigen, waaronder bestuurders van Melkexpress, die bevestigen dat er tijdens besprekingen met ABN AMRO is gesproken over de wens om goed verzekerd te zijn, ongeacht de kosten. Het hof stelt vast dat de assurantietussenpersoon niet de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot verwacht mag worden. Dit leidt tot de conclusie dat er geen rechtsbijstandsverzekering tot stand is gekomen die voldeed aan de wensen van Melkexpress. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad en veroordeelt ABN AMRO tot schadevergoeding aan Melkexpress, nader op te maken bij staat. Tevens wordt ABN AMRO veroordeeld tot betaling van de kosten van beide procedures.