In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 20 oktober 2011, waarin het beroep van belanghebbende tegen de beslissing van de Ontvanger van de Belastingdienst/Douane Schiphol Cargo ongegrond werd verklaard. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, opgelegd op 7 maart 2001, en de daaruit voortvloeiende boetebeschikking. Na een lange juridische procedure, inclusief een cassatieberoep bij de Hoge Raad, heeft de Ontvanger overgegaan tot invordering van de naheffingsaanslag, waarbij invorderingsrente in rekening werd gebracht. Belanghebbende heeft herhaaldelijk verzocht om informatie over de berekening van deze invorderingsrente en om een dwangsom wegens het niet tijdig nemen van een beslissing door de Ontvanger. De Ontvanger heeft deze verzoeken niet ingewilligd en belanghebbende's bezwaar tegen de beslissing om geen dwangsom vast te stellen, werd niet-ontvankelijk verklaard.
Het Hof heeft in hoger beroep geoordeeld dat de verzoeken van belanghebbende om informatie niet kunnen worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor de dwangsomregeling niet van toepassing is. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de Ontvanger op juiste wijze heeft gehandeld. De uitnodiging voor de mondelinge behandeling van de zaak is op de juiste wijze aan belanghebbende verzonden, ondanks dat hij niet is verschenen. Het Hof concludeert dat de Rechtbank het beroep van belanghebbende terecht ongegrond heeft verklaard en dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten.