Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
De vrouw is van rechtswege met het gezag over [kind 1] en [kind 2] belast.
te betalen van € 300,-- per kind per maand.
bij voorraad, te bepalen dat de beschikking waarvan beroep (het hof begrijpt: voor zover het betreft de kinderalimentatie) wordt vernietigd en opnieuw te beslissen dat de man over de periode van 9 april 2013 tot 1 september 2014 een bedrag verschuldigd is van € 72,-- per kind per maand en vanaf 1 september 2014 een bedrag van € 94,-- per kind per maand, althans een zodanig bedrag als het hof juist acht, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2], telkens bij vooruitbetaling - voor zover de termijnen nog niet zijn verstreken - te voldoen aan de vrouw.
4.De omvang van het geschil
27 november 2013. De grieven zien op de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de man en meer specifiek op het inkomen van de man.
5.De motivering van de beslissing
€ 1.933,-- per maand. Tussen partijen is niet in geschil dat het NBI van de vrouw ten tijde van het uiteengaan van partijen € 497,-- per maand bedroeg. Uit de overgelegde stukken blijkt dat partijen in 2011 aanspraak konden maken op een kindgebonden budget van € 122,-- per maand.
€ 122,-- =) € 2.552,-- per maand. Uit voornoemd gezinsinkomen volgt dat de kosten van de kinderen op € 569,-- per maand gesteld kunnen worden. Op dit bedrag dient in mindering te worden gebracht het bedrag aan kindgebonden budget waarop de vrouw thans recht heeft.
De vrouw kan gezien (alleen) haar inkomen ten behoeve van [kind 1] en [kind 2] een kindgebonden budget van € 123,-- per maand ontvangen. Dit betekent dat de behoefte van [kind 1] en [kind 2] kan worden vastgesteld op een bedrag van € 446,-- per maand, zijnde € 223,-- per kind per maand. Nu de vrouw zich echter op het standpunt heeft gesteld dat de (totale) behoefte van de kinderen € 424,-- per maand bedraagt, zal ook het hof, daar dit bedrag de bovengrens van de rechtsstrijd vormt, hiervan uitgaan. Het hof stelt de behoefte van de kinderen dan ook vast op een bedrag van € 424,-- per maand, zijnde € 212,-- per kind per maand.
van [kind 1] en [kind 2] vast op een bedrag van € 424,-- per maand, zijnde € 212,-- per kind per maand. Aangezien de totale draagkracht van de vrouw en de man groter is dan de totale behoefte van [kind 1] en [kind 2], zal het hof het aandeel van de man in de kosten van de kinderen bepalen aan de hand van een draagkrachtvergelijking. De verdeling van de kosten over beide ouders wordt berekend volgens de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte.
€ 358,-- / € 656,-- x € 424,-- = (afgerond) € 231,--.
6.De slotsom
€ 106,-- per maand, zijnde € 53,-- per kind per maand.
7.De beslissing
mr. G.K. Schipmölder, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
9 september 2014 in bijzijn van de griffier.