Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De vader verzoekt het hof die beschikking te vernietigen, (naar het hof begrijpt:) voor zover deze ziet op de verlenging van de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing, en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] niet gedurende de gehele dag en nacht plaatsvindt, maar dat [kind] overdag in [zorginstelling] verblijft en 's avonds naar zijn vader gaat en de volgende morgen weer teruggaat naar [zorginstelling].
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing
heeft [kind] intensieve verzorging, begeleiding en ondersteuning nodig.
Een thuisplaatsing alleen voor de avonden en nachten, zoals door de vader verzocht, levert een reëel risico op terugval op, nu [kind] de verzorging en begeleiding die hij bij [zorginstelling] krijgt, van soms meerdere hulpverleners tegelijk, 24 uur per dag nodig heeft.
Een thuisplaatsing bij de vader is reeds om die reden niet in het belang van [kind]. Daar komt bij dat de vader, zo blijkt uit het raadsrapport van 6 maart 2014, pedagogisch onmachtig is. De vader ziet de ernst van de problematiek niet in, legt zaken buiten zichzelf en kan niet naar zijn eigen aandeel in de problematiek kijken. De vader weigert de situatie te accepteren wat de noodzakelijke hulpverlening bemoeilijkt. Omdat de vader onvoldoende meewerkt, wordt de ontwikkeling van [kind] nog steeds bedreigd. Deze houding van de vader maakt dat hij ook niet bereid is op financieel gebied bij te dragen aan de noodzakelijke verzorging van [kind]. Hierdoor heeft [kind] inmiddels een schuld bij [zorginstelling] opgebouwd van meer dan
€ 2.000,--.
5.De beslissing
mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
9 september 2014 in bijzijn van de griffier.