Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan de
gemeente Coevorden(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een geschil tussen belanghebbende, de eigenaar van een vrijstaande boerderij, en de heffingsambtenaar van de gemeente Coevorden over de vastgestelde waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2009. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 363.000, terwijl belanghebbende meende dat deze te hoog was en concludeerde tot een waarde van € 295.000. De rechtbank Assen had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 12 november 2013 werd de verbouwing van de onroerende zaak besproken, die op 1 januari 2010 voor 90% gereed was. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet had aangetoond dat de waarde op de peildatum niet te hoog was vastgesteld. De heffingsambtenaar had een waardematrix overgelegd, maar belanghebbende betwistte de juistheid van de waardering. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar niet in zijn bewijslast was geslaagd, omdat de inhoud van de onroerende zaak onjuist was vastgesteld.
Uiteindelijk stelde het Hof de waarde van de onroerende zaak vast op € 310.000, rekening houdend met de verbouwing en de standpunten van beide partijen. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en moest het betaalde griffierecht worden vergoed. De uitspraak werd openbaar gedaan op 4 februari 2014.