Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep betreffende de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet van een werknemer die illegaal in Nederland verbleef. De werknemer, [geïntimeerde], was in dienst bij [appellante] en werd op 7 juni 2011 op staande voet ontslagen, omdat de werkgever had vernomen dat hij illegaal in Nederland verbleef. De werknemer betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag en vorderde doorbetaling van zijn loon. Het hof oordeelde dat het ontslag niet onverwijld was gegeven, aangezien de werkgever pas op 19 juli 2011 schriftelijk het ontslag bevestigde. Het hof overwoog dat het enkele feit dat de werknemer illegaal in Nederland verbleef, niet automatisch een ontslag op staande voet rechtvaardigt. De werkgever had bovendien niet aangetoond dat hij op de hoogte was van de illegale status van de werknemer. Het hof concludeerde dat het ontbreken van een tewerkstellingsvergunning voor rekening van de werknemer kwam, en dat de werkgever niet verplicht was om loon te betalen voor de periode na het ontslag. De vordering van de werknemer tot betaling van achterstallig loon werd gedeeltelijk toegewezen, en het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter voor zover het in conventie was gewezen, maar bekrachtigde het voor het overige. De proceskosten werden gecompenseerd.