ECLI:NL:GHARL:2014:6941

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 september 2014
Publicatiedatum
9 september 2014
Zaaknummer
21-002210-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kraken en identificatieplicht in Nijmegen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Arnhem, dat op 20 december 2012 was gewezen. De verdachte, zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het kraken van een pand in Nijmegen en het niet voldoen aan de identificatieplicht. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 18 augustus 2014, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering hield in dat het hof het vonnis van de eerste rechter zou vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte zou veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes dagen, een voorwaardelijke taakstraf van twintig uren en een geldboete van € 50,--. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld, waarbij het hof oordeelde dat de verdachte wederrechtelijk in het pand had verbleven en niet had voldaan aan de identificatieplicht. De verdediging had aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, maar het hof oordeelde dat er geen sprake was van schending van de verdedigingsbelangen van de verdachte. Het hof heeft de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten bevestigd en de verdachte strafbaar verklaard. De opgelegde straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de feiten, waarbij het hof rekening hield met de hinder die de krakers de eigenaar van het pand hadden bezorgd en de inzet van politie die nodig was voor de ontruiming.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002210-13
Uitspraak d.d.: 1 september 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Arnhem van 20 december 2012 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-701396-12 en 05-721342-12, tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 augustus 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd in de zaak met parketnummer 05-701396-12 onder 1 primair en 2 en het in de zaak met parketnummer 05-721342-12 tenlastegelegde en verdachte zal veroordelen ten aanzien van de zaak met parketnummer 05‑701396-12 onder 1 primair en in de zaak met parketnummer 05-721342-12 tot zes dagen gevangenisstraf onvoorwaardelijk, met aftrek, en tot een voorwaardelijke taakstraf van twintig uren subsidiair 10 dagen hechtenis en ten aanzien van de zaak met parketnummer 05‑701396-12 onder 2 tot een geldboete van € 50,-- subsidiair één dag hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr M.F. van Hulst, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 05-701396-12:
1
primair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 juli 2012 tot en met 11 september 2012 in de gemeente Nijmegen,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in een gebouw, te weten bedrijfspand [bedrijfspand], gevestigd aan de [adres], waarvan het gebruik door de rechthebbende(n) ([benadeelde] en/of een of meer andere rechthebbende(n)) is beëindigd, (telkens) wederrechtelijk is binnengedrongen en/of wederrechtelijk aldaar heeft vertoefd;1 subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 juli 2012 tot en met 11 september 2012 in de gemeente Nijmegen,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) wederrechtelijk is binnengedrongen en/of heeft vertoefd in een besloten lokaal, te weten bedrijfspand [bedrijfspand], gelegen aan de [adres], en in gebruik bij [benadeelde] en/of een of meer andere rechthebbende(n), althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s);2:
hij op of omstreeks 11 september 2012 in de gemeente Nijmegen,
terwijl hij, verdachte de leeftijd van 14 jaar had bereikt, niet heeft voldaan aan de verplichting, hem opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht, om op eerste vordering van een politieambtenaar of toezichthouder een identiteitsbewijs, als bedoeld in artikel 1 van die Wet, ter inzage aan te bieden;Zaak met parketnummer 05-721342-12 (gevoegd):
hij op of omstreeks 14 september 2012 te Arnhem
opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] in diens/dier tegenwoordigheid door aangeboden geschrift heeft toegevoegd de woorden "ACAB", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Door de raadsman is aangevoerd, zoals weergegeven in zijn pleitnota, dat het openbaar
ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte. De raadsman stelt, kort gezegd, dat het openbaar ministerie in deze zaak slordig heeft gehandeld. Elk van deze slordigheden op zich zelf staand kan wellicht geen niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dragen maar het samenstel van de slordigheden wel. Het openbaar ministerie heeft volgens de verdediging bewust het eigen ontruimingsbeleid naast zich neergelegd, waardoor verdachte en anderen die in het pand verbleven de toegang tot de rechter is ontzegd voor een voorafgaande toets van de ontruiming. Het openbaar ministerie is voorts in gebreke gebleven omdat, zo begrijpt het hof, niet voortvarend is gerechercheerd op de stelling dat er een overeenkomst was tussen de in het pand aanwezigen en de eigenaar daarvan, en niet binnen redelijke termijn is gereageerd op de verzoeken tot het verstrekken van (ontlastende) stukken. Doordat pas in hoger beroep aanvullende processen-verbaal zijn opgemaakt, is er in feite sprake van een verlies van instantie nu er in eerste aanleg is geoordeeld zonder dat deze stukken er waren.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat in zijn algemeenheid een opeenstapeling van fouten of slordigheden in het strafrechtelijk onderzoek en het strafproces gevolgen kan hebben voor de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Een dergelijke situatie doet zich hier naar het oordeel van het hof echter niet voor.
Het gestelde over het bewust niet volgen van het ontruimingsbeleid vindt geen steun in het dossier. Uit de stukken blijkt dat de ontruiming lang tevoren is aangekondigd en dat gewezen is op de mogelijk een kort geding aan te spannen. De gebruikers van het pand hebben ook feitelijk een kort geding aangespannen maar om hen moverende redenen vervolgens ingetrokken. Dat de eigenaar van het pand daarna, op 17 augustus 2012, de gebruikers van het pand enig respijt heeft geboden door hen toe te staan in het pand te blijven tot hij een huurder had, vlakt het voorgaande niet uit. Nadat de eigenaar een huurder voor het pand had gevonden, is de gebruikers opnieuw aangezegd het pand te verlaten. De ontruiming is gevolgd met inachtneming van een termijn van zeven dagen. In die periode is niet opnieuw een kort geding aanhangig gemaakt.
Het hof is van oordeel dat niet blijkt van het achterhouden of het te laat verstrekken van stukken. In een inmiddels aan het dossier toegevoegd aanvullend proces-verbaal heeft de politie aangegeven dat niet van elke handeling door de politie proces-verbaal is opgemaakt. Een en ander is niet onbegrijpelijk omdat het hier niet gaat om opsporingshandelingen maar handelingen in de sfeer van bemiddeling. Dat de aanvullende processen-verbaal van de verbalisanten pas in hoger beroep aan het dossier zijn toegevoegd is niet vreemd, omdat ze zijn opgemaakt naar aanleiding van een pas in hoger beroep gedaan verzoek tot het horen van de verbalisanten. Overigens ziet het hof niet in waarom sprake zou zijn van een verlies van instantie, aangezien de eerste rechter in zijn uitspraak reeds is uitgegaan van een mondelinge toezegging van de zijde van de eigenaar van het pand, waarover deze aanvullende processen-verbaal relateren.
Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat er sprake is van schending van de verdedigingsbelangen van verdachte. Ook overigens zijn het hof geen feiten of omstandigheden gebleken die zouden moeten leiden tot de slotsom dat er sprake is geweest van enige schending of strijdigheid met beginselen van behoorlijke procesorde. Het openbaar ministerie is dientengevolge ontvankelijk in zijn vervolging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 05-701396-12 onder 1 tenlastegelegde is het volgende in beschouwing genomen.
De raadsman heeft gesteld, zoals weergegeven in zijn pleitnota, dat er geen sprake is van het wederrechtelijk vertoeven in het desbetreffende pand.
Uit het dossier leidt het hof af dat er op 17 augustus 2012 een mondelinge afspraak is gemaakt tussen [naam], namens de krakers, en de heer [benadeelde], inhoudende dat de krakers in het pand mochten verblijven totdat [benadeelde] een huurder voor het pand had gevonden. Op 28 augustus 2012 heeft [benadeelde] de politie medegedeeld dat hij voor het pand een huurder had gevonden. Op 29 augustus 2012 deelden de krakers mede dat zij het pand niet zouden verlaten. De politie heeft op 4 september 2012 de krakers aangezegd dat zij het pand binnen 48 uur dienen te verlaten en op 11 september 2012 wordt het pand daadwerkelijk door de politie ontruimd. Van een andersluidende afspraak of overeenkomst tussen de krakers en [benadeelde] blijkt niet uit het dossier.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er op 17 augustus 2012 een gebruiksovereenkomst tot stand is gekomen die nooit is opgezegd door de eigenaar van het pand. Geschillen over deze overeenkomst hadden via de civiele rechter moeten worden beslecht.
Het hof deelt deze visie niet. De eigenaar heeft op 17 augustus 2012 slechts gezegd dat hij het verblijf in het pand tijdelijk zou gedogen tot hij een huurder zou vinden. Toen die voorwaarde vervolgens intrad, moest het pand derhalve verlaten worden. Na de mededeling dat [benadeelde] een huurder had gevonden en dat het pand ontruimd moest worden, is aan de krakers nog een termijn gegund om het pand te ontruimen. Verdachte had op 11 september 2012 het pand niet verlaten en heeft daarmee “wederrechtelijk vertoefd” in het pand van [benadeelde].
Met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 05-701396-12 onder 2 tenlastegelegde geldt dat, blijkens vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, niemand is gehouden tegen zichzelf bewijs te leveren. In rechtsoverweging 102 van de uitspraak van het Europees Hof van 11 juli 2006, in de zaak Jalloh/Duitsland, application no. 54810/00, stelt het hof: “The Court has consistently held, however, that the right not to incriminate oneself is primarily concerned with respecting the will of an accused person to remain silent. As commonly understood in the legal systems of the Contracting Parties to the Convention and elsewhere, it does not extend to the use in criminal proceedings of material which may be obtained from the accused through the use of compulsory powers but which has an existence independent of the will of the suspect such as, inter alia, documents acquired pursuant to a warrant, breath, blood, urine, hair or voice samples and bodily tissue for the purpose of DNA testing”. Uit deze rechtsoverweging blijkt dat de verplichting voortvloeiende uit artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht om een identiteitsbewijs te tonen geen strijd oplevert met het ‘nemo tenetur’ beginsel. Het verweer dat sprake zou zijn van strijdigheid met de vereisten van artikel 6 EVRM wordt derhalve verworpen.
Met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 05-721342-12 tenlastegelegde overweegt het hof het volgende.
Verdachte heeft op de akte van uitreiking van het hem betreffende bevel gevangenneming op de voor de handtekening bestemde plaats “ACAB” geschreven. Ten tijde van de uitreiking van het bevel was verdachte nog bekend onder “[nummer]”. Door de uitreikende verbalisant werd tegen verdachte gezegd dat hij de akte mocht ondertekenen met een handtekening. Verdachte gaf aan geen handtekening te zullen zetten. Verbalisant [verbalisant 2] gaf aan dat hij begreep dat verdachte niet zijn naam wilde opschrijven en vroeg aan verdachte dan in ieder geval een “krabbel” of “kruisje” te zetten. Vervolgens schreef verdachte met grote letters “ACAB”, een afkorting die gebruikt wordt voor de zin “All cops are bastards”. De gemachtigde raadsman heeft verklaard dat dit voor zijn cliënt de manier was om om te gaan met het gedwongen worden iets op te schrijven. Het hof is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden (het niet willen tekenen van een door de politie aangeboden stuk) het schrijven van ACAB niet anders dan beledigend in de richting van de agenten bedoeld kan zijn. Aan de verklaring van verdachte dat hij “Acht cola, acht bier” bedoelde, hecht het hof geen geloof.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-701396-12 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 05-721342-12 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 05-701396-12:
1
primair:
hij opéén of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 juli 2012 tot en met11 september 2012 in de gemeente Nijmegen,
(telkens)tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen, althans alleen,
in een gebouw, te weten bedrijfspand [bedrijfspand], gevestigd aan de [adres], waarvan het gebruik door de rechthebbende(n)([benadeelde] en/of een of meer andere rechthebbende(n)) is beëindigd, (telkens) wederrechtelijk is binnengedrongen en/ofwederrechtelijkaldaarheeft vertoefd;
2:
hij opof omstreeks11 september 2012 in de gemeente Nijmegen,
terwijl hij, verdachte de leeftijd van 14 jaar had bereikt, niet heeft voldaan aan de verplichting, hem opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht, om op eerste vordering van een politieambtenaar of toezichthouder een identiteitsbewijs, als bedoeld in artikel 1 van die Wet, ter inzage aan te bieden;Zaak met parketnummer 05-721342-12 (gevoegd):
hij opof omstreeks14 september 2012 te Arnhem
opzettelijk beledigend(een)ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of[verbalisant 2], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening vanzijn/haar/hun bediening, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2]indiens/dier tegenwoordigheid door aangeboden geschrift heeft toegevoegd de woorden "ACAB", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 05-701396-12 onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:

Kraken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Het in de zaak met parketnummer 05-701396-12 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Niet voldoen aan de hem bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht opgelegde verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden.
Het in de zaak met parketnummer 05-721342-12 bewezen verklaarde levert op:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden
die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De politierechter heeft verdachte ter zake van, kort gezegd, kraken veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de in verzekering doorgebrachte tijd, plus een geheel voorwaardelijke werkstraf van dertig uur met een proeftijd van twee jaren.
Daarnaast is een onvoorwaardelijke geldboete van € 50,- opgelegd ter zake van de overtreding van de Wet op de Identificatieplicht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van kraken wordt veroordeeld tot dezelfde onvoorwaardelijke gevangenisstraf als de politierechter heeft opgelegd. Omdat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht in deze zaak van toepassing is, heeft de advocaat-generaal de vordering ter zake van de voorwaardelijke taakstraf gematigd tot twintig uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Het hof overweegt ten aanzien van de strafmaat het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een voor de aangever in deze zaak ergerlijk misdrijf. Diens recht op het ongestoord beschikken over zijn eigen bedrijfspand is flink geschonden. Het contact tussen politie en de groep krakers over ontruiming van het bewuste pand heeft daarnaast gedurende een periode van enkele weken nogal wat politie-inzet gevraagd. Dat heeft niet geleid tot een vreedzame ontruiming van het bewuste pand. De daadwerkelijke ontruiming van het pand heeft plaatsgevonden op 11 september 2012, en is gepaard gegaan met omvangrijke inzet van mensen en materieel.
Naar het oordeel van het hof volstaat het niet om daarvoor slechts een straf op te leggen zoals de eerste rechter heeft gedaan, ook al maakt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf daarvan deel uit. Noch in zijn verhoren bij de politie, noch ter zitting van de rechtbank of van het hof heeft verdachte inzicht willen geven in zijn beweegredenen voor het plegen van dit feit. Dat staat hem vanzelfsprekend vrij, maar dat heeft tot gevolg dat het hof bij de beoordeling van de strafwaardigheid van dit feit met eventuele motieven aan de kant van verdachte geen rekening houdt.
Daarom komt het hof, anders dan door de advocaat-generaal is gevorderd, tot de volgende strafoplegging, die naast de reeds ondergane dagen inverzekeringstelling ook het verrichten van een onvoorwaardelijke taakstraf inhoudt. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht in deze zaak van toepassing is. De gevorderde geldboete ter zake van overtreding van de Wet op de Identificatieplicht zal het hof onverkort opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 23, 24, 24c, 57, 62, 63, 138a, 266, 267 en 447e van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn vervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-701396-12 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 05‑721342-12 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-701396-12 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 05-721342-12 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 05-701396-12 onder 1 primair en in de zaak met parketnummer 05-721342-12 onder 1 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Alsmede een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder in de zaak met parketnummer 05-701396-12 onder 2 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 50,-- (vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis.
De voorlopige hechtenis
Heft op het geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr C. Caminada en mr M. Kuijer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr W.B. Kok, griffier,
en op 1 september 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr M. Kuijer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.