Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant],
[appellanten],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling van appellanten, die eerder door de rechtbank Overijssel was toegewezen. De rechtbank had op 3 februari 2014 de schuldsaneringsregeling beëindigd op basis van nieuwe feiten die bekend waren geworden, waaronder een aanzienlijk hogere schuldenlast dan eerder opgegeven. Appellanten hebben in hoger beroep verzocht om de eerdere beslissing te vernietigen en de schuldsaneringsregeling opnieuw van toepassing te verklaren, of in ieder geval de termijn te verlengen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 april 2014 zijn appellanten niet verschenen, maar hun advocaat heeft wel stukken overgelegd. Na een verzoek van de advocaat om heropening van het onderzoek, heeft het hof een nieuwe zitting gepland op 28 augustus 2014. Tijdens deze zitting is wederom vastgesteld dat appellanten niet verschenen waren, ondanks dat zij behoorlijk waren opgeroepen.
Het hof heeft de situatie van appellanten beoordeeld en vastgesteld dat zij nieuwe schulden hebben laten ontstaan tijdens de schuldsaneringsregeling en dat zij hun verplichtingen niet zijn nagekomen. De bewindvoerder heeft verklaard dat appellanten niet hebben voldaan aan hun sollicitatie- en informatieverplichtingen. Het hof concludeert dat de schendingen van de verplichtingen zo ernstig zijn dat de schuldsaneringsregeling beëindigd dient te worden.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellanten is bevestigd. De beslissing van het hof is genomen op 5 september 2014, na de openbare terechtzitting.