In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de erven van [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland, waarin de waarde van een onroerende zaak, een bedrijfswoning, werd vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Bronckhorst. De heffingsambtenaar had de waarde voor het kalenderjaar 2011 vastgesteld op € 367.000, maar na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 270.000 door de rechtbank. De belanghebbenden, de erven van [X], hebben hoger beroep ingesteld en bepleiten een waarde van € 170.000. De heffingsambtenaar verdedigt de waarde van € 270.000, onderbouwd met taxatierapporten en vergelijkingsobjecten. Het Hof heeft op 2 september 2014 uitspraak gedaan, waarbij het de waarde van € 270.000 als niet te hoog heeft vastgesteld. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde in het economische verkeer correct is vastgesteld, rekening houdend met de bestemming van de onroerende zaak als bedrijfswoning en de vergelijkingsobjecten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van de belanghebbenden wordt ongegrond verklaard.