In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2010 heeft gehandhaafd. Belanghebbende had in zijn aangifte een bedrag van € 2.822 aan giften in mindering gebracht, welke betalingen gedaan waren aan de Nationale Postcode Loterij, de Sponsor Bingo Loterij en de BankGiro Loterij. De inspecteur van de Belastingdienst heeft deze betalingen niet als aftrekbare giften geaccepteerd, wat leidde tot het indienen van bezwaar door belanghebbende. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende stelde dat de inspecteur de hoorplicht had geschonden en dat 50% van de betalingen aan de loterijen als andere giften in aftrek zouden moeten worden toegelaten. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij in de bezwaarfase om een hoorgesprek had verzocht. Bovendien oordeelde het Hof dat de betalingen aan de loterijen niet als aftrekbare giften konden worden aangemerkt, omdat deze betalingen een directe tegenprestatie in de vorm van loterijbewijzen met zich meebrachten.
Het Hof concludeerde dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De kosten voor de procedure werden niet vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 2 september 2014, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.