In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 september 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013. De rechtbank had de navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de boetebeschikking van de Inspecteur, Belastingdienst/Kantoor Utrecht, gehandhaafd. De belanghebbende was directeur en enig aandeelhouder van [B] BV, die personeel uitleende voor administratieve en financiële werkzaamheden. De Inspecteur had een navorderingsaanslag opgelegd op basis van een factuur van [C] te [L], die als winstuitdeling werd aangemerkt. De rechtbank had de boete verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar het hoger beroep van belanghebbende was niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Tijdens de zitting op 22 juli 2014 verscheen belanghebbende niet, ondanks een uitnodiging, en had hij geen doktersverklaring overgelegd. Het Hof oordeelde dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep was verstreken en dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was. De boete werd weliswaar niet-ontvankelijk verklaard, maar het Hof bevestigde de beslissing van de rechtbank over de boete, die was verminderd tot € 8.011. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepschriften en de gevolgen van het niet verschijnen op zittingen.