ECLI:NL:GHARL:2014:6678

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 augustus 2014
Publicatiedatum
26 augustus 2014
Zaaknummer
200.125.741
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en loondoorbetaling bij ziekte

In deze zaak gaat het om de voortzetting van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en de vraag of er sprake is van stilzwijgende voortzetting. De Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit (AVc) heeft in hoger beroep de beslissing van de kantonrechter aangevochten, die had geoordeeld dat AVc gehouden was tot volledige loondoorbetaling aan de werknemer [geïntimeerde] bij ziekte. De kantonrechter had geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst stilzwijgend was verlengd, wat AVc betwistte. Het hof heeft vastgesteld dat er geen stilzwijgende voortzetting van de arbeidsovereenkomst heeft plaatsgevonden, omdat partijen expliciet over de arbeidsvoorwaarden hebben gesproken en nieuwe afspraken hebben gemaakt. Het hof concludeert dat er sprake is van een nieuwe arbeidsovereenkomst per 1 januari 2009, waardoor de bepalingen van de oude overeenkomst niet meer van toepassing zijn. De vordering van [geïntimeerde] tot loondoorbetaling bij ziekte wordt afgewezen, en het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter voor zover dat aan het oordeel van het hof onderworpen was. Tevens wordt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.125.741
(zaaknummer rechtbank Arnhem, burgerlijk recht, sector kanton, locatie Wageningen 833946)
arrest van de derde kamer van 26 augustus 2014
in de zaak van
de stichting
Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit, h.o.d.n. AVc,
zetelend te Hoevelaken,
appellante,
hierna: AVc,
advocaat: mr. O. Diels,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te Wijk en Aalburg,
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
12 september 2012 en van 19 december 2012 die de kantonrechter (rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Wageningen) tussen [geïntimeerde] als eiser en AVc als gedaagde heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
AVc heeft bij exploot van 18 maart 2013 [geïntimeerde] aangezegd van het vonnis van 19 december 2012 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.
2.2
Bij memorie van grieven heeft AVc vier grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, heeft zij bewijs aangeboden en nieuwe producties in het geding gebracht. Zij heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen uitsluitend voor zover AVc is veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris, wettelijke verhoging en wettelijke rente alsmede de proceskostencompensatie en, opnieuw recht doende, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest voor zover de wet dat toelaat, de vorderingen van [geïntimeerde] terzake zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
2.3
Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] verweer gevoerd, heeft hij bewijs aangeboden en een aantal producties in het geding gebracht. Hij heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, voor zover nodig met aanvulling en verbetering van de gronden, met veroordeling van AVc in de kosten van het hoger beroep.
2.4
Partijen is toegestaan schriftelijk pleidooi te voeren en zij hebben daartoe hun pleitnota op de roldatum 25 maart 2014 in het geding gebracht.
2.5
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.4 van het (bestreden) vonnis van 19 december 2012. Daarnaast gaat het hof uit van de navolgende feiten:
3.2
AVc heeft toestemming gevraagd en verkregen van het UWV Werkbedrijf de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] op te zeggen. De arbeidsovereenkomst is vervolgens opgezegd met ingang van 1 mei 2013.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1
Tussen partijen is in geschil of AVc als werkgever gehouden is aan [geïntimeerde] als (inmiddels voormalig) werknemer 100% van het overeengekomen salaris te betalen in geval van arbeidsongeschiktheid van [geïntimeerde]. De kantonrechter heeft, samengevat weergegeven, geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen laatstelijk mondeling werd verlengd en dat [geïntimeerde] erop mocht vertrouwen dat de afspraken uit zijn oude contract hun gelding zouden behouden, zodat AVc gehouden is tot volledige loondoorbetaling. De kantonrechter heeft AVc veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van het achterstallige salaris vanaf 24 september 2010 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, alsmede tot betaling van de wettelijke verhoging van 10% daarover, één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling. De door [geïntimeerde] gevorderde autokostenvergoeding heeft de kantonrechter afgewezen. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd.
4.2
Met haar grieven komt AVc op tegen het hiervoor samengevatte oordeel van de kantonrechter, voor zover daarin de vorderingen van [geïntimeerde] zijn toegewezen en de proceskosten gecompenseerd zijn.
4.3
AVc stelt primair dat [geïntimeerde] geen aanspraak kan maken op 100% doorbetaling van zijn salaris bij ziekte, omdat tussen partijen geen stilzwijgende verlenging van de arbeidsovereenkomst op dezelfde voorwaarden heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 7:668 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Omdat partijen voor afloop van de tweede arbeidsovereenkomst overleg hebben gevoerd over de voorwaarden van voortzetting van de arbeidsovereenkomst voor wat betreft de duur, de omvang en de autokostenregeling, is de voortzetting niet stilzwijgend geweest. Over loon bij ziekte is niet gesproken, zodat daaromtrent de wettelijke regeling van artikel 7:629 BW geldt, zo stelt AVc.
4.4
[geïntimeerde] stelt dat hij zijn werkzaamheden na ommekomst van de tweede arbeidsovereenkomst ongewijzigd heeft voortgezet, met volledige instemming van AVc. Daarmee is sprake van een voortzetting van de arbeidsovereenkomst zonder tegenspraak, op dezelfde voorwaarden. Dat op onderdelen aanvullende afspraken zijn gemaakt doet hieraan niet af, aldus [geïntimeerde]. Als AVc een verandering in de (overige) arbeidsvoorwaarden had willen bewerkstelligen, dan had het op haar weg gelegen daartoe een nieuwe arbeidsovereenkomst ter ondertekening voor te leggen.
4.5.
Het hof overweegt als volgt. Artikel 7:668 lid 1 BW bepaalt, samengevat, dat indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd door partijen zonder tegenspraak wordt voortgezet, zij geacht wordt voor dezelfde tijd, doch telkens ten hoogste voor een jaar, op de vroegere voorwaarden wederom te zijn aangegaan. Volgens HR 19 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA6755 komt het voor de toepassing van artikel 7:668 lid 1 BW - zoals nader uiteengezet in de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal onder 9 - erop aan of de werknemer op grond van gedragingen van de werkgever heeft mogen aannemen dat de arbeidsovereenkomst na afloop van de tijd waarvoor deze was aangegaan stilzwijgend werd voortgezet. In het onderhavige geval heeft [geïntimeerde] niet mogen aannemen dat de arbeidsovereenkomst stilzwijgend werd voortgezet. De partijen hebben uitdrukkelijk gesproken over de arbeidsverhouding na 1 januari 2009, waarbij zij een aantal afspraken hebben gemaakt die beduidend afweken van hetgeen tot 1 januari 2009 tussen hen gold. Zo is afgesproken dat [geïntimeerde] voor de duur van het project ‘Aanpak transportcriminaliteit’ (ongeveer drie jaren) in dienst zou komen en dat hij per 1 januari 2009 18 uren per week zou werken (waar dat voordien 14,4 uur was) en per 1 april 2009 wellicht meer. Ook over de autokostenvergoeding zijn afwijkende afspraken gemaakt. Onder deze omstandigheden is na 1 januari 2009 sprake van een geheel nieuwe arbeidsovereenkomst.
4.6.
Aangezien sprake is van een nieuwe arbeidsovereenkomst per 1 januari 2009, is artikel 8a van de tot 1 januari 2009 geldende arbeidsovereenkomst niet van toepassing. De partijen zijn immers niet uitdrukkelijk overeengekomen dat deze bepaling ook vanaf 1 januari 2009 van toepassing zou zijn. Er zijn voorts geen feiten gesteld op grond waarvan [geïntimeerde] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat artikel 8a, een bepaling betreffende doorbetaling bij ziekte die gold in een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar, zou blijven gelden in een situatie die wezenlijk anders was. De consequentie daarvan zou zijn dat [geïntimeerde] bij voortduring van zijn arbeidsongeschiktheid en van zijn dienstverband tot in lengte van dagen recht zou hebben op 100% van het overeengekomen salaris. Een dergelijke consequentie wijkt ook af van artikel 7:629 BW en van de in CAO’s of personeelsregelingen bestaande praktijk om gedurende een beperkte periode maximaal 100% van het loon door te betalen.
4.7.
Daarop stuit de vordering van [geïntimeerde] af. De grieven 2 en 3 behoeven geen behandeling meer. Aangezien de vordering van [geïntimeerde] moet worden afgewezen, heeft de kantonrechter ten onrechte de proceskosten gecompenseerd. Grief 4 slaagt daarom ook.

5.Slotsom

5.1
De grieven 1 en 4 slagen, zodat het bestreden vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, moet worden vernietigd.
5.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties veroordelen. De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van AVc zullen worden vastgesteld € 1.200,00 wegens salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 600,00).
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van AVc zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 94,45
- griffierecht
€ 1.862,00
subtotaal verschotten € 1.956,45
- salaris advocaat € 2.316,00 (2 punten x tarief € 1.158,00).

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter (rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Wageningen) van 19 december 2012, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht;
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van AVc wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 1.200,00 voor salaris advocaat en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 1.956,45 voor verschotten en op € 2.316,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest (voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft) uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, E.B. Knottnerus en A.E.B. ter Heide en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2014.