In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 augustus 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak gelegen aan [a-straat] 24 te [Z] voor het kalenderjaar 2012, met als waardepeildatum 1 januari 2011. De heffingsambtenaar van de gemeente Renkum had de waarde vastgesteld op € 367.000, maar de rechtbank heeft deze waarde verlaagd naar € 345.000. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat de waarde te hoog is vastgesteld en dat er rekening gehouden moet worden met technische gebreken van de woning.
Tijdens de zitting op 2 juli 2014 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht, terwijl de heffingsambtenaar zijn verdediging heeft onderbouwd met een taxatiematrix. Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem voorgestane waarde van € 345.000 niet te hoog is. Het Hof heeft daarbij opgemerkt dat de gebruikte vergelijkingsobjecten onvoldoende zijn onderbouwd en dat de taxatiematrix niet overtuigend was.
Belanghebbende heeft ook een lagere waarde van € 227.000 bepleit, maar het Hof heeft geoordeeld dat ook deze waarde niet aannemelijk is gemaakt. Uiteindelijk heeft het Hof de waarde in goede justitie vastgesteld op € 325.000. Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond verklaard, en de heffingsambtenaar is veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen.