ECLI:NL:GHARL:2014:6501

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 augustus 2014
Publicatiedatum
19 augustus 2014
Zaaknummer
200.126.582
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging dienstverband en WW-uitkering na vaststellingsovereenkomst

In deze zaak gaat het om de beëindiging van het dienstverband van een ambtenaar bij de gemeente Hoogezand-Sappemeer en de vraag of zij recht heeft op een WW-uitkering na het ondertekenen van een vaststellingsovereenkomst. De ambtenaar betwist dat zij de overeenkomst heeft aanvaard en stelt dat zij slechts de laatste pagina ter ondertekening heeft gekregen, met de mededeling dat het om een detacheringsovereenkomst ging. De gemeente stelt dat de ambtenaar heeft ingestemd met de beëindiging van haar dienstverband en dat zij geen recht heeft op een WW-uitkering. Het UWV heeft aanvankelijk de WW-uitkering toegekend, maar de gemeente heeft de kosten daarvan op de ambtenaar verhaald. In het tussenarrest heeft het hof de ambtenaar een bewijsopdracht verstrekt om aan te tonen dat zij niet op de hoogte was van de inhoud van de vaststellingsovereenkomst. De zaak is complex door de verschillende versies van de overeenkomst en de communicatie tussen de partijen. Het hof heeft de zaak aangehouden voor het getuigenverhoor en verdere beoordeling van de bewijsstukken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.126.582
(zaaknummer rechtbank Groningen 128724 / HA ZA 11-612)
arrest van de eerste kamer van 19 augustus 2014
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. R.H. Bossen, kantoorhoudend te Haren,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon gemeente Hoogezand-Sappemeer,
zetelend te Hoogezand,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
de Gemeente,
advocaat: mr. G.H. Boelens, kantoorhoudend te Zwolle.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van
30 november 2011 en 24 oktober 2012 van de (toen geheten) rechtbank Groningen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 23 januari 2013;
- de memorie van grieven d.d. 8 oktober 2013 met producties;
- de memorie van antwoord d.d. 31 december 2013.
2.2
Op basis van de door de Gemeente overgelegde afschriften van de processtukken in eerste aanleg en in hoger beroep heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van [appellante] luidt:

bij arrest, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het door de Rechtbank Groningen, sector civielrecht, op 24 oktober 2012 tussen partijen gewezen vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
voor recht te verklaren dat de vaststellingsovereenkomst zoals tussen partijen op 14 juli 2008 is gesloten is vernietigd, althans deze vaststellingsovereenkomst bij arrest uitvoerbaar bij voorraad te vernietigen;
geïntimeerde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het reeds geinde bedrag van € 8.899,77 en al hetgeen zij nog uit hoofde van de ten laste van [appellante] gelegde beslagen mocht innen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van uitbetaling aan de gemeente Hoogezand, tot de dag van terugbetaling aan [appellante];
geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het arrest, en – voor zover het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.”

3.De feiten

3.1
[appellante] heeft een grief gericht tegen de door de rechtbank in het beroepen vonnis onder 2.5 vastgestelde feit. Op die grief zal hierna worden beslist. Aangevuld met wat in hoger beroep is komen vast te staan, luiden de niet bestreden feiten als volgt.
3.2
Op 1 mei 2003 treedt [appellante] bij de Gemeente in dienst. Tot 1 januari 2008 was zij werkzaam als financieel beleidsmedewerker.
3.3
Bij besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hoogezand-Sappemeer (hierna: het College van B&W) van 21 december 2007 wordt de functie van [appellante] als gevolg van een reorganisatie per 31 december 2007 opgeheven. Met ingang van 1 januari 2008 wordt [appellante] met bovenformatieve status benoemd in de functie van financieel adviseur A bij het Bedrijfsbureau.
3.4
Op het besluit van 21 december 2007 is de Sociale Leidraad van de Gemeente van toepassing verklaard. Artikel 5.11 van de Sociale Leidraad heeft betrekking op faciliteiten bij ontslag. Deze bepaling luidt:
“1. Daar waar de inspanning tot herplaatsing van de medewerker na verloop van de overeengekomen periode niet tot succes leidt wordt overgegaan tot eervol ontslag wegens reorganisatie.
(……)
2. Faciliteiten die in onderling overleg aan uittredende medewerkers hierbij kunnen worden geboden zijn:
Een nader overeen te komen aanvulling van salaris, als er sprake is van een lager betaalde externe functie;
Indien extern werk gevonden wordt, een nader overeen te komen bijdrage in noodzakelijke extra woonlasten/verhuiskosten/verkoop eigen woning;
Een nader overeen te komen bijdrage in noodzakelijke reiskosten voor nieuw woon-werkverkeer voor een overeen te komen periode;
Een nader overeen te komen tegemoetkoming in pensioenverslechtering bij nieuwe werkgever;
Terugkeergarantie;
Outplacementtraject;
Een vertrekpremie van maximaal € 12.000,-- bruto bij vrijwillig ontslag, echter niet in combinatie met ontslag op basis van FPU of pensioen.”
3.5
Tegen het besluit van 21 december 2007 dient de Stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering (hierna: SRK) bij brief van 17 januari 2008 namens [appellante] een formeel bezwaar in, waarbij de gronden van het bezwaar bij brief van
27 februari 2008 zijn aangevuld.
3.6
Op 9/31 maart 2008 ondertekenen [appellante] en [A] (toen waarnemend manager Bedrijfsbureau) een plan van aanpak voor herplaatsing van [appellante] binnen de gemeentelijke organisatie of het verkrijgen van een externe functie. In dit plan van aanpak, waarin [appellante] wordt aangeduid als “[X]”, is onder meer het volgende opgenomen:
“5. [X] denkt na over artikel 5.11 het 2e deel van de sociale leidraad, dit in relatie met een mogelijk alternatief traject. Als [X] verzoekt om een traject waarin zij met zekerheid haar loopbaan bij de gemeente Hoogezand-Sappemeer beëindigd, is de werkgever bereid om te bespreken onder welke condities dat zou kunnen. Afgesproken is dat uiterlijk tot 31 maart dit aanbod geldt.”
3.7
Ter uitvoering van een op 31 maart 2008 gemaakte afspraak doet [A], inmiddels directeur Bedrijfsbureau, bij brief van 9 april 2008 aan [appellante] een voorstel om tot beëindiging van het dienstverband te komen. Het voorstel houdt onder meer in:
“Onder voorbehoud van goedkeuring van het College kan ik je het volgende aanbieden:
  • Met ingang van 1 oktober 2009 wordt aan jou eervol ontslag op verzoek verleend;
  • Wanneer je vóór deze datum een andere baan betrekt of andere werkzaamheden gaat verrichten hoef je je ontslag niet te vervroegen (…);
  • Tot 1 oktober 2009 behoud je aanspraak op je normale salaris inclusief alle reguliere salarisaanpassingen (…). Je kunt er voor kiezen om het reguliere salaris maandelijks uitbetaald te krijgen, maar je kunt er ook voor kiezen om het nog op te bouwen salaris tot 1 oktober 2009 ineens uitbetaald te krijgen.
E.e.a. zal nog een nadere specificatie en uitwerking behoeven maar dit zijn de grote lijnen van het aanbod zodat jij hierover kunt nadenken.”
3.8
Na verkregen advies van de algemene commissie voor bezwaar- en beroepschriften handhaaft het College van B&W in de beslissing op bezwaar d.d. 6 juni 2008 onder verbetering van de motivering het oorspronkelijke besluit van 21 december 2007 [appellante] bovenformatief te benoemen in de functie van financieel adviseur A.
3.9
In een overleg op 5 juni 2008 bespreken de Gemeente en [appellante] de mogelijkheid van een tijdelijke detachering bij de gemeente Winschoten met terugkeergarantie en welke gevolgen dat heeft voor het door de Gemeente gedane aanbod van 9 april 2008.
3.1
De Gemeente legt aan [appellante] een concept-vaststellingsovereenkomst, gedateerd 11 juni 2008, voor waarin het dienstverband wordt beëindigd en de beëindigingsdatum afhankelijk van de duur van de detachering bij de gemeente Winschoten hetzij 1 januari 2010 hetzij 1 juni 2010 is. Voorts wordt aan [appellante] de regeling van de detachering bij de gemeente Winschoten voorgehouden, waarbij uitgangspunt is een detachering in de periode vanaf 1 september 2008 tot uiterlijk 1 januari 2010 en de mogelijkheid voor [appellante] de overeenkomst tussentijds op te zeggen met een opzegtermijn van 3 maanden.
3.11
De gemachtigde van [appellante] reageert bij brief van 24 juni 2008 op zowel de detacheringsregeling als de concept-vaststellingsovereenkomst. Voor de detacheringsregeling worden enige wijzigingsvoorstellen gedaan en over het voorstel tot beëindiging van het dienstverband wordt onder meer het volgende opgemerkt:
“3) In de concept-vaststellingsovereenkomst is niet opgenomen – terwijl dit wel is besproken – dat wanneer cliënte een betrekking elders (extern) aanvaardt, zij te allen tijde ontslag op verzoek kan indienen (met inachtneming van de hiervoor genoemde opzegtermijn van een maand). Het is niet redelijk cliënte geen mogelijkheid te geven tijdens detachering (na afloop proeftijd) een ontslag op verzoek in te dienen waarbij aan haar een vergoeding wordt toegekend die gelijk is aan het dan nog te betalen salaris tot 1 juni 2010. Cliënte doet met een regeling als de onderhavige al afstand van WW-rechten, bovenwettelijke WW-rechten, terugkeergarantie, outplacement en de overige faciliteiten op grond van het sociaal beleidskader. Derhalve dient opgenomen te worden dat indien cliënte op een andere datum dan 1 januari 2010 of 1 juni 2010 ontslag indient, aan cliënte het nog resterend salaris tot aan 1 juni 2010 in een keer wordt uitbetaald als vergoeding. Dus, daar waar cliënte voor 1 juni 2010 zelf ontslag neemt vanwege het vinden van een andere betrekking, wordt het salaris vermeerderd met de vakantietoeslag tot 1 juni 2010 gekapitaliseerd. (…)
Na ontslag op verzoek van cliënte maakt zij aanspraak op de reguliere eindafrekeningen (…). Cliënte maakt aanspraak op betaling van niet-genoten vakantiedagen voor zover die voor het einde van het dienstverband niet zijn opgenomen.”
3.12
De wijzigingsvoorstellen van de gemachtigde van [appellante] worden in de detacheringsovereenkomst verwerkt, waarna de Gemeente en [appellante] op 25 juni 2008 de aangepaste detacheringsovereenkomst tekenen en de door hen getekende detacheringsovereenkomst naar de gemeente Winschoten wordt toegezonden. In de aangepaste detacheringsovereenkomst is op verzoek van [appellante] onder meer de voor haar geldende opzegtermijn van 3 maanden verkort naar 1 maand.
3.13
Bij brief van 30 juni 2008 bericht de algemeen directeur [algemeen directeur] van de Gemeente de gemachtigde van [appellante] dat de detacheringsovereenkomst in overleg met [appellante] is aangepast, is getekend en naar de gemeente Winschoten is gestuurd. Het wachten is op een reactie van de gemeente Winschoten. Voorts wordt in de brief opgemerkt:
“In uw brief stelt u dat [appellante] gedurende de detachering haar rechten en plichten behoudt op grond van de voor haar thans geldende rechtspositie. Ik kan niet anders dan beamen dat dit zo is. …… Wij hebben de vaststellingsovereenkomst zoals u die heeft ontvangen reeds op bepaalde punten aangepast waardoor partijen nader tot elkaar kunnen komen. In de bijgevoegde bijlage kunt u zien dat bij praktisch elk punt een uitleg is geschreven.
……..
Omdat de ingangsdatum van het ontslag kan variëren is dit veranderd …..
Artikel 4 is aangevuld met: “[appellante] kan echter ook per een eerdere datum ontslag nemen en de resterende maanden ineens uitgekeerd krijgen**. [appellante] wordt gehouden aan een opzegtermijn van 1 maand”.
** Ook hier geldt weer, ontslag vóór 1 oktober 2009 geeft recht op betaling van salarissen tot 1 januari 2010. Ontslag ná 30 september 2009 geeft recht op betaling van salarissen tot 1 juni 2010.
……..
In uw schrijven noemt u steeds als einddatum 1 juni 2010. Wij hebben echter mondeling met [appellante] besproken en meenden dat ook helder vastgelegd te hebben dat er afhankelijk van per welke datum [appellante] ontslag neemt er sprake is van de einddatum 1 januari 2010 of 1 juni 2010. …. Dit is nu verhelderd in de artikelen 1 en 4 uit de vaststellingsovereenkomst.
Als laatste punt in uw brief noemt u dat cliënte na ontslag op verzoek aanspraak maakt op de reguliere eindafrekening én aanspraak maakt op betaling van niet genoten vakantiedagen voor zover die voor het einde van het dienstverband niet zijn opgenomen. Ik wil hierbij opmerken dat [appellante] aanspraak maakt op een reguliere eindafrekening maar dat ze wordt geacht op haar ontslagdatum het alsdan voor haar resterend verlof te hebben genoten (zie artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst).
Samenvattend betekent dit dat we het voorliggend aanbod zullen handhaven. Mocht [appellante] hiervan geen gebruik willen maken dan zullen wij met haar conform artikel 5.7, 5.10 en 5.11 uit de sociale leidraad moeten komen tot een hernieuw plan van aanpak. We zijn dan wel gedwongen om in haar dossier de aantekening te maken dat zij een passend aanbod heeft geweigerd.”
Bij de brief is de aangepaste vaststellingsovereenkomst gevoegd. Op 3 juli 2008 zendt de gemachtigde van [appellante] de brief van 30 juni 2008 met de aangepaste vaststellingsovereenkomst aan [appellante].
3.14
Op 14 juli 2008 ondertekenen [appellante] en de Gemeente de vaststellingsovereenkomst. In deze vaststellingsovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“1. Met ingang van 1 januari 2010 of 1 juni 2010 wordt [appellante] eervol ontslag op verzoek verleend, onder toepassing van artikel 8.1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst. Betrokkene zal werkgever hiertoe zo spoedig als mogelijk ** een verzoek doen toekomen. Aan dit ontslag kan [appellante] geen recht op enige uitkering ontlenen (…)
Uitleg (…)
** Als [appellante] ontslag verzoekt vóór 1 oktober 2009 dan gaat haar ontslag in op 1 januari 2010. Als ze dit doet ná 30 september 2009 dan gaat haar ontslag in op 1 juni 2010.
(…)
3. [appellante] ziet ter zake haar ontslag geheel af van mogelijke aanspraken op een werkloosheidsuitkering, bovenwettelijke uitkering en eventuele suppletie- en reïntegratieregelingen. [appellante] verklaart zich door ondertekening van deze overeenkomst geheel aansprakelijk voor dat deel van de kosten dat ten laste komt van de werkgever indien hem toch een uitkering wordt toegekend.
Uitleg
In het geval dat een medewerker zelf ontslag neemt bestaat er geen recht op een uitkering. Voor de volledigheid wordt dit hier vermeld. Mocht het UWV haar toch (per vergissing?) een uitkering verstrekken en die in rekening brengen bij de gemeente HS dan zullen die kosten op de betreffende medewerker verhaald worden (…)”
De vaststellingsovereenkomst houdt verder onder meer in dat [appellante] onder volledige doorbetaling van loon op detacheringsbasis (tijdelijk) werkzaamheden voor de gemeente Winschoten verricht en voor het overige is vrijgesteld van de verplichting werkzaamheden voor de Gemeente te verrichten tot aan de overeengekomen ontslagdatum. [appellante] heeft op 24 juli 2008 ook alle eigendommen van de Gemeente, waaronder de sleutels, te retourneren.
Daarnaast is in de vaststellingsovereenkomst geregeld dat voor het geval [appellante] erin slaagt voor de uiterlijke ontslagdatum van hetzij 1 januari 2010, hetzij 1 juni 2010 een betrekking elders te aanvaarden zij de resterende maanden tot hetzij 1 januari 2010, hetzij 1 juni 2010 ineens uitbetaald krijgt.
3.15
[appellante] bericht haar collega’s bij de Gemeente bij e-mail van 24 juli 2008, met als onderwerp “laatste dag”, als volgt:
“Beste collega’s,
Voordat er nieuwe deuren opengaan moet je eerst oude deuren dicht doen. Na 5 jaren heb ik besloten de gemeente HS te verlaten. (…) Mijn doelen en uitdagingen heb ik hier al bereikt en het is nu tijd over de horizon verder te gaan kijken en mij verder te ontwikkelen bij een nieuwe werkgever. (…) Bedank voor de prettige samenwerking en ik wens jullie nog prettige en goede jaren toe in de gemeente HS.”
3.16
De detacheringsovereenkomst wordt op verzoek van de gemeente Winschoten nog enigszins aangepast en opnieuw door de Gemeente, de gemeente Winschoten en [appellante] op of omstreeks 20 augustus 2008 ondertekend. [appellante] werkt in de periode vanaf 1 september 2008 tot 1 januari 2010 op detacheringsbasis bij de gemeente Winschoten.
3.17
De Gemeente bericht [appellante] bij brief van 17 november 2009 dat haar detachering bij de gemeente Winschoten niet vóór 1 oktober 2009 is geëindigd, zodat op grond van de vaststellingsovereenkomst de ontslagdatum 1 juni 2010 is. Bij de brief is een kopie van de vaststellingsovereenkomst bijgesloten. [appellante] wordt uitgenodigd ter uitvoering van de vaststellingsovereenkomst een verzoek tot ontslag tegen die, of een eerdere, datum in te dienen.
3.18
Op 14 december 2009 deelt [appellante] de Gemeente mondeling mede dat zij geen ontslag zal nemen.
3.19
Bij besluit van 17 december 2009 verleent de Gemeente [appellante] met ingang van
1 juni 2010 eervol ontslag. Het tegen dit besluit door [appellante] ingediende bezwaar is bij besluit van het College van B&W van 9 augustus 2010 ongegrond verklaard. [appellante] komt van de beslissing op bezwaar in beroep bij de rechtbank Groningen, sector bestuursrecht. Bij uitspraak van 19 september 2011 wordt het beroep van [appellante] ongegrond verklaard.
3.2
[appellante] vraagt bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) een WW-uitkering aan. De aanvrage wordt bij brief van 14 juni 2010 afgewezen, maar in de beslissing op bezwaar op 3 december 2010 met terugwerkende kracht vanaf 1 juni 2010 alsnog toegewezen.
3.21
De Gemeente deelt [appellante] bij brief van 23 maart 2011, verzonden op 24 maart 2011, mede dat zij in strijd met de vaststellingsovereenkomst een WW-uitkering heeft aangevraagd. [appellante] wordt gesommeerd binnen 14 dagen na dagtekening van de brief haar WW-aanvraag in te trekken en de schade te vergoeden. De schade bestaat uit door het UWV op de Gemeente verhaalde uitkeringslasten, welke lasten tot 6 februari 2011 zijn begroot op € 22.141,71. Aan deze sommatie geeft [appellante] geen gevolg.
3.22
Na verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen bij beschikking van 29 juli 2011 legt de Gemeente op 2 augustus 2011 ten laste van [appellante] conservatoir derdenbeslag onder het UWV Amsterdam.
3.23
De Gemeente gaat tegen het besluit van het UWV van 3 december 2010 in beroep bij de rechtbank Groningen, sector bestuursrecht. De rechtbank Groningen, sector bestuursrecht verklaart bij uitspraak van 23 januari 2012 het beroep gegrond en vernietigt het primaire besluit van 3 december 2010. Het UWV is van deze uitspraak bij de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep gekomen.
3.24
Het UWV heeft op grond van artikel 79 Werkloosheidswet aan de Gemeente voor de aan [appellante] verstrekte WW-uitkeringen in de periode vanaf 31 mei 2010 tot en met
29 mei 2011 een bedrag van € 34.287,78 in rekening gebracht.

4.De vordering en beoordeling in eerste aanleg

4.1
De Gemeente heeft in conventie gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [appellante] te veroordelen tot betaling van
€ 34.287,78 wegens door het UWV op de Gemeente verhaalde uitkeringsbedrag, vermeerderd met de wettelijke rente;
telkens het bedrag dat UWV periodiek op de Gemeente verhaalt wegens de aan [appellante] verstrekte UWV-uitkering vermeerderd met de wettelijke rente;
de proceskosten, de kosten van het conservatoire beslag daaronder begrepen.
4.2
[appellante] heeft de vordering in conventie betwist en tot niet-ontvankelijkheid althans tot ontzegging van de vordering van de Gemeente geconcludeerd en in reconventie gevorderd bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat de vaststellingsovereenkomst zoals tussen partijen op
14 juli 2008 gesloten vernietigd is, althans deze vaststellingsovereenkomst te vernietigen;
de Gemeente te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen al hetgeen zij reeds uit hoofde van het ten laste van [appellante] gelegde conservatoir beslag mocht hebben geïnd, vermeerderd met de wettelijke rente;
de Gemeente te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
4.3
De Gemeente heeft de reconventionele vordering bestreden en geconcludeerd de vordering van [appellante] af te wijzen met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
4.4
Nadat de rechtbank het beroep van [appellante] op vernietiging van de vaststellingsovereenkomst wegens dwaling en misbruik van omstandigheden had verworpen, heeft de rechtbank Groningen de conventionele vorderingen van de Gemeente toegewezen en de reconventionele vorderingen van [appellante] afgewezen. [appellante] is in de proceskosten veroordeeld, de beslagkosten daaronder begrepen.

5.Beoordeling in hoger beroep

5.1
Het hof stelt vast dat [appellante] in hoger beroep haar eis in reconventie, zoals hiervoor onder 4.2. onder b weergegeven, in die zin heeft gewijzigd dat zij thans een concreet bedrag vordert dat de Gemeente als gevolg van het conservatoir beslag heeft geïnd. De Gemeente heeft zich tegen deze eiswijziging niet verzet. Die wijziging komt het hof ook niet ontoelaatbaar voor.
5.2
Uit de grieven en de toelichting op de grieven leidt het hof af, dat [appellante] drie stellingen betrekt.
Ten eerste stemde haar verklaring met het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst niet overeen met haar wil en heeft de Gemeente er niet gerechtvaardigd op kunnen vertrouwen dat zij overeenkomstig haar wil verklaarde, zodat er geen rechtsgeldige vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen.
Ten tweede heeft [appellante] bij het totstandkomen van de vaststellingsovereenkomst gedwaald, zodat de vaststellingsovereenkomst op die grond is vernietigd of dient te worden vernietigd.
Ten derde heeft de Gemeente misbruik van de omstandigheden gemaakt, zodat op die grond de vaststellingsovereenkomst is vernietigd of dient te worden vernietigd.
5.3
Met de grieven 1 t/m 5 komt [appellante] op tegen de overwegingen van de rechtbank in het bestreden vonnis waarin het beroep van [appellante] op dwaling is verworpen. In de toelichting op de grieven gaat [appellante] op haar eerste en tweede stelling in. Grief 6 is gericht tegen de verwerping van het beroep op misbruik van omstandigheden.
5.4
In
grief 2komt [appellante] op tegen de vaststelling van de rechtbank onder 2.5 van het vonnis dat de Gemeente in de aangepaste versie van de vaststellingsovereenkomst van
30 juni 2008 de wijzigingsvoorstellen van de gemachtigde van [appellante], zoals gedaan bij brief van 24 juni 2008, heeft overgenomen, welk door de rechtbank vastgesteld feit in r.ov. 5.3.2. is meegewogen in de beantwoording van de vraag of [appellante] met de inhoud van de vaststellingsovereenkomst bekend was althans bekend moet zijn geweest.
Het hof acht deze grief gegrond. In de brief van 24 juni 2008 reageert de gemachtigde van [appellante] op de concept-vaststellingsovereenkomst van de Gemeente. Na een opsomming te hebben gegeven van hetgeen in de concept-vaststellingsovereenkomst is geregeld, stelt de gemachtigde van [appellante] onder punt 3 voor dat [appellante] tijdens de detachering te allen tijde vóór 1 juni 2010 op haar verzoek kan worden ontslagen en dat de Gemeente alsdan vanaf haar ontslag haar resterende salaris tot 1 juni 2010 in één keer betaalt. Dit voorstel wordt met een voorbeeld toegelicht. Voorts wordt aan het slot van de brief aanspraak gemaakt op uitbetaling van niet-opgenomen vakantiedagen bij het einde van het dienstverband. De Gemeente antwoordt de gemachtigde van [appellante] bij brief van 30 juni 2008 dat het voorstel de niet-opgenomen vakantiedagen uit te betalen wordt afgewezen en dat het restantsalaris tot het einde van het dienstverband wordt uitbetaald, maar dat de Gemeente vasthoudt aan haar voorstel [appellante] het salaris tot 1 januari 2010 uit te betalen als [appellante] voor 1 oktober 2009 is ontslagen en tot 1 juni 2010 het salaris uit te betalen als [appellante] op haar verzoek na 1 oktober 2009 is ontslagen. De artikelen 4 en 6 van de aangepaste en uiteindelijk ondertekende vaststellingsovereenkomst bevatten de door de Gemeente voorgestelde regeling.
5.5
Ter onderbouwing van haar stellingen dat zij het laatste voorstel van de Gemeente voor de vaststellingsovereenkomst niet heeft aanvaard, althans dat zij bij het totstandkomen van de vaststellingsovereenkomst heeft gedwaald, voert [appellante] samengevat het navolgende aan.
[appellante] had via haar gemachtigde bij brief van 24 juni 2008 het voorstel van de Gemeente afgewezen en een tegenvoorstel gedaan. Dit tegenvoorstel is door de Gemeente bij brief van 30 juni 2008 met bijgevoegd de aangepaste vaststellingsovereenkomst niet aanvaard, waarna de Gemeente haar eerdere voorstel herhaalde. Op dat hernieuwde aanbod behoefde [appellante] niet te reageren en dat heeft zij of haar gemachtigde ook niet gedaan. Nu [appellante] het aanbod van de Gemeente bij brief van 24 juni 2008 had verworpen en de Gemeente haar tegenvoorstel niet aanvaardde, lag het – mede gezien de slotpassage in de brief van de Gemeente van 30 juni 2008 - voor de hand dat [appellante] koos voor de terugvaloptie in de Sociale Leidraad.
[appellante] heeft aan de tijdelijke detachering bij de gemeente Winschoten meegewerkt, omdat zij daarmee kans maakte op een langere termijn dan twee jaar wegens boventalligheid en een eervol ontslag op grond van artikel 8.3 van de Sociale Leidraad met mogelijkheden tot outplacement en/of terugkeergarantie.
Rond 30 juni 2008 speelde haar detachering bij de gemeente Winschoten. Zij heeft meerdere versies van de detacheringsovereenkomst ondertekend. Toen [appellante] op 14 juli 2008 een laatste pagina van een overeenkomst had te ondertekenen, is haar verteld dat het opnieuw ging om de detacheringsovereenkomst. De overige pagina’s van de overeenkomst zijn haar niet voorgelegd en zijn ook niet door haar geparafeerd. Onder deze omstandigheden veronderstelde [appellante] dat zij opnieuw de detacheringsovereenkomst met terugkeergarantie ondertekende. [appellante] wist niet dat zij toen de vaststellingsovereenkomst ondertekende, zodat uit de ondertekening van die overeenkomst niet kan worden afgeleid dat zij (alsnog) met de inhoud van daarvan instemde.
Een instemming met de vaststellingsovereenkomst kan volgens [appellante] ook niet uit de overige omstandigheden worden afgeleid. De e-mail van 24 juli 2008 aan haar collega’s, waarin zij haar afscheid aankondigt, had van doen met haar detachering en haar verwachting dat zij tijdens de detachering een andere baan zou vinden.
Pas op 17 november 2009 kreeg [appellante] een kopie van de vaststellingsovereenkomst toegestuurd en ontdekte [appellante] dat zij op 14 juli 2008 de vaststellingsovereenkomst had ondertekend en daarmee haar ontslag zou hebben aanvaard. Indien zij ten tijde van de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst bekend en vertrouwd met de inhoud daarvan was geweest, zou zij nooit getekend hebben.
5.6
Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd en aan stukken hebben overgelegd leidt het hof het navolgende af.
In het kader van de reorganisatie verviel per 1 januari 2008 de functie van [appellante] en was voor haar geen vervangende functie bij de Gemeente beschikbaar. Partijen hebben in het licht van de Sociale Leidraad de mogelijkheden voor [appellante] bezien elders werkzaam te zijn en de arbeidsovereenkomst op minnelijke wijze te beëindigen. [appellante] is bereid in te stemmen met een tijdelijke detachering bij de gemeente Winschoten en na afloop van de detachering de arbeidsovereenkomst met de Gemeente te beëindigen. Uit de brief van haar toenmalige gemachtigde van 24 juni 2008 blijkt dat [appellante] zich realiseert de risico’s voor onder meer haar WW-uitkering, indien zij met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst instemt.
De Gemeente bood [appellante] in juni 2008 aan een vergoeding over de resterende periode tot 1 januari 2010 indien [appellante] op haar verzoek voor 1 oktober 2009 wordt ontslagen en tot 1 juni 2010 indien haar ontslag na 1 oktober 2009 valt. Verder stelde de Gemeente voor dat [appellante] geacht werd bij het einde van haar dienstverband al haar vakantiedagen te hebben opgenomen. Op zichzelf was dat laatste geen onredelijk voorstel doordat [appellante] bij ontslag vóór 1 oktober 2009 tot in ieder geval 1 januari 2010 en bij ontslag na 1 oktober 2009 vanaf in ieder geval 1 januari 2010 tot 1 juni 2010 was vrijgesteld van werkzaamheden bij de Gemeente (en de gemeente Winschoten).
In de brief van 24 juni 2008 stelt [appellante] voor het onderscheid tussen een ontslag vóór en ná 1 oktober 2009 te laten vallen en in alle gevallen van ontslag haar de resterende maanden tot 1 juni 2010 te vergoeden en haar opgebouwde en niet opgenomen vakantiedagen uit te keren. De Gemeente is met deze twee voorstellen niet akkoord gegaan en heeft dat de gemachtigde van [appellante] bij brief van 30 juni 2008 bericht, welke brief aan [appellante] is doorgeleid.
Vervolgens is de vaststellingsovereenkomst op 14 juli 2008 door beide partijen ondertekend. Over de feitelijke gang van zaken rond de ondertekening verschillen partijen van mening. [appellante] stelt dat zij slechts de laatste pagina van de overeenkomst ter ondertekening kreeg voorgelegd en dat zij veronderstelde dat het een nieuwe versie van de detacheringsovereenkomst betrof. Verder voert [appellante] aan dat de Gemeente haar dat bij die gelegenheid ook heeft verteld. Een afschrift van de vaststellingsovereenkomst heeft zij volgens haar toen niet meegekregen.
De Gemeente voert aan dat op 14 juli 2008 de gehele vaststellingsovereenkomst aan [appellante] ter ondertekening is voorgelegd, dat voor ondertekening aan [appellante] een toelichting is gegeven en dat [appellante] na ondertekening een exemplaar van de vaststellingsovereenkomst heeft meegenomen.
Vervolgens heeft [appellante] op 28 juli 2008 aan haar collega’s een mail gestuurd, waarin zij meldt dat zij de Gemeente verlaat. Voorts is op die dag aan [appellante] een afscheidsdiner aangeboden en heeft [appellante] haar sleutels bij de Gemeente ingeleverd. Op de brief van de Gemeente van 30 juni 2008 heeft [appellante] of haar gemachtigde niet gereageerd.
5.7
Nu [appellante] stelt dat de Gemeente haar op 14 juli 2008 heeft misleid door haar de laatste pagina van de vaststellingsovereenkomst te laten tekenen, maar haar voor te houden dat zij een nieuwe versie van de detacheringsovereenkomst ondertekende en toen (of kort daarna) aan haar geen exemplaar van de getekende vaststellingsovereenkomst heeft meegegeven, hetgeen door de Gemeente gemotiveerd is betwist, zal [appellante] tot bewijs van haar stelling worden toegelaten.
5.8
De uitkomst van de aan [appellante] gegeven bewijsopdracht is ook van belang voor de beoordeling van grief 6, zodat op die grief thans niet wordt beslist.
5.9
In de memorie van antwoord heeft de Gemeente een beroep gedaan op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 september 2013 zonder die uitspraak over te leggen. Voorts blijkt uit de stukken niet of inmiddels door de Centrale Raad van Beroep is beslist op het beroep tegen de beslissing van de rechtbank Groningen, sector bestuursrecht van 23 juni 2012, waarin het beroep van de Gemeente tegen de beslissing van het UWV van 3 december 2010 gegrond is verklaard. Het hof zal de Gemeente in de gelegenheid stellen bij akte de uitspraak van 12 september 2013 over te leggen en zich uit te laten over de hoger beroep procedure tegen de beslissing van de rechtbank van 3 december 2010. [appellante] zal op een nog nader te bepalen wijze en tijdstip in de gelegenheid worden gesteld op die akte te reageren.

6.De beslissing

Het gerechtshof, recht doende in hoger beroep:
alvorens nader te beslissen
6.1
draagt
de Gemeenteop om op de roldatum van
dinsdag 30 september 2014bij akte de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 september 2013 in het geding te brengen en zich uit te laten over de vraag of inmiddels op het beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, sector bestuursrecht van 3 december 2010 is beslist en zo ja, die uitspraak over te leggen;
6.2
draagt
[appellante]op te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de Gemeente op 14 juli 2008 aan [appellante] heeft medegedeeld dat zij (opnieuw) de detacheringsovereenkomst had te ondertekenen, dat haar slechts de laatste pagina van de vaststellingsovereenkomst ter ondertekening is voorgelegd en dat zij geen exemplaar of afschrift van de getekende overeenkomst op 14 juli 2008 heeft meegekregen;
bepaalt dat, indien [appellante] dat bewijs (ook) door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof
mr. D.H. de Witte, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat [appellante] in persoon en de Gemeente vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het beantwoorden van vragen in staat is bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
bepaalt dat [appellante] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen in de maanden oktober, november en december 2014 zullen opgeven op de roldatum van
dinsdag 30 september 2014waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
bepaalt dat [appellante] overeenkomstig artikel 170 Rv de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
6.3
bepaalt dat na afloop van het getuigenverhoor wordt bepaald op welke wijze [appellante] in de gelegenheid wordt gesteld te reageren op de hiervoor onder 6.1 genoemde akte van de Gemeente;
6.4
verstaat dat de advocaat van [appellante] uiterlijk
twee wekenvoor het getuigenverhoor zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen;
6.5
houdt de zaak aan voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. K.E. Mollema, mr. M.E.L. Fikkers en mr. D.H. de Witte en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 19 augustus 2014.