Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 23 juni 2014, is [verzoekster] in hoger beroep gekomen van voormelde beschikkingen. [verzoekster] verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 4 april 2014 en 5 april 2014 te vernietigen en opnieuw beslissende de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, alsnog onbevoegd te verklaren, althans BJZ in haar verzoek om afgifte van een voorlopige machtiging voor plaatsing van [verzoekster] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg alsnog niet-ontvankelijk te verklaren, althans dat verzoek alsnog af te wijzen;
II. de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 16 april 2014 te vernietigen en de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, alsnog onbevoegd te verklaren;
III. de beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 16 april 2014 te vernietigen, voor wat betreft de bekrachtiging van de beschikkingen van 4 april 2014 en 5 april 2014 van de kinderrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, en (naar het hof begrijpt) in zoverre opnieuw beslissende het verzoek van BJZ om een voorlopige machtiging te verlenen tot plaatsing van [verzoekster] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van maximaal vier weken, alsnog af te wijzen;
IV. de beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 16 april 2014 te vernietigen voor wat betreft de verlening van de machtiging en in zoverre opnieuw beslissende het verzoek van BJZ een machtiging te verlenen om [verzoekster] te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van zes maanden op grond van artikel 29b van de Wet op de Jeugdzorg, alsnog af te wijzen.