ECLI:NL:GHARL:2014:6208

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 augustus 2014
Publicatiedatum
5 augustus 2014
Zaaknummer
200.135.905
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning huwelijk en vaststelling partneralimentatie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de erkenning van een huwelijk en de vaststelling van partneralimentatie centraal. De beschikking betreft een hoger beroep van een vrouw tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin haar verzoek om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud werd afgewezen. De vrouw, die de Togolese nationaliteit heeft, stelt dat zij op 24 juni 2006 in Togo is gehuwd met de man, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De man betwist echter de rechtsgeldigheid van het huwelijk en stelt dat er geen geldig huwelijk is gesloten, omdat er geen officiële akte is getekend op de datum van het huwelijk. De vrouw heeft in hoger beroep vijf grieven ingediend, waarbij zij de afwijzing van haar verzoek om alimentatie aanvecht. De man heeft in incidenteel hoger beroep één grief ingediend, gericht op de ontvankelijkheid van de vrouw in haar verzoek en de rechtsgeldigheid van het huwelijk. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juni 2014 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof heeft de vrouw in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van het huwelijk, waaronder de originele huwelijksakte. De zaak is aangehouden om de vrouw de kans te geven om het benodigde bewijs aan te leveren, met een deadline tot 1 oktober 2014. Het hof heeft verder bepaald dat de man binnen twee weken kan reageren op de ingediende stukken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.135.905
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 337157)
beschikking van de familiekamer van 5 augustus 2014
inzake
[verzoekster],
wonende op een geheim adres in Nederland,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. P.C. Smit te Utrecht,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. P.W.M. Splinter te Huizen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 24 juli 2013, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 22 oktober 2013;
- het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep, ingekomen op 17 december 2013;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep, ingekomen op 30 januari 2014;
- een journaalbericht van mr. Smit van 2 juni 2014 met één bijlage, ingekomen op diezelfde datum;
- een journaalbericht van mr. Splinter van 2 juni 2014, ingekomen op diezelfde datum.
2.2
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft het hof de advocaat van de vrouw verzocht om de afschriften uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van partijen en de originele huwelijksakte, voorzien van legalisaties, dan wel het bewijs van inschrijving van de akte in het huwelijksregister te Den Haag over te leggen. Bij faxbericht van 2 juni 2014 heeft de advocaat van de vrouw op dit verzoek gereageerd.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 3 juni 2014 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Ter mondelinge behandeling heeft de vrouw originele uittreksels uit de gemeentelijke basisadministratie van partijen overgelegd.

3.De vaststaande feiten

3.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank echtscheiding uitgesproken tussen partijen. Beide partijen hebben de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft daarnaast de Togolese nationaliteit.
3.2
De man, geboren op [geboortedag] 1961, is alleenstaand.
3.3
De vrouw, geboren op [geboortedag] 1968, is alleenstaand.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking van 25 januari 2013 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, is bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van het geding bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw € 950,- per maand bij vooruitbetaling dient te voldoen.
4.2
De vrouw is met vijf grieven in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 24 juli 2013, waarbij de rechtbank (onder meer) het verzoek van de vrouw om de echtscheiding te bepalen heeft toegewezen en het verzoek om een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud vast te stellen heeft afgewezen. De grieven zien op de behoeftigheid van de vrouw. De vrouw verzoekt in het principaal hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de afwijzing van het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en opnieuw beschikkende te bepalen dat de man als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud € 950,- per maand dient te voldoen met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. De man verzoekt in het principaal hoger beroep de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans haar verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.3
De man is op zijn beurt met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De grief ziet op de ontvankelijkheid van de vrouw in haar verzoek in eerste aanleg en de rechtsgeldigheid van het huwelijk. In het incidenteel hoger beroep verzoekt de man de bestreden beschikking te vernietigen en de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in eerste aanleg. De vrouw verzoekt de verzoeken van de man in het incidenteel hoger beroep voor wat betreft de tussen partijen uitgesproken echtscheiding af te wijzen en de bestreden beschikking in zoverre te bekrachtigen.
4.4
Het hof zal de grieven in het principaal en het incidenteel hoger beroep per onderwerp bespreken. In geschil is in de eerste plaats de ontvankelijkheid van de vrouw in het hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De man voert in zijn incidenteel hoger beroep aan - kort samengevat - dat het huwelijk van partijen niet rechtsgeldig is. Partijen zijn niet op zaterdag 24 juni 2006 in Togo gehuwd. Partijen zijn ook niet op zaterdag 24 juni 2006 bij een instantie of ambtenaar geweest om een akte te tekenen. Er was wel een huwelijksfeest met uitsluitend familie en vrienden op zondag 25 juni 2006, terwijl het niet mogelijk is om in Togo op zondag te trouwen. De man betwist de geldigheid van de overgelegde akte mede op de grond dat daarop het huwelijksregime is opengelaten, terwijl de man tijdens de ceremonie uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij buiten iedere gemeenschap wilde trouwen. Een en ander blijkt ook uit de videobeelden van de ceremonie, die in het bezit van de vrouw zijn. Er is geen sprake van een rechtsgeldig huwelijk en de huwelijksakte is ongeldig en onvolledig. Bij gebreke van een huwelijk kan geen echtscheiding worden uitgesproken, aldus de man.
5.2
De vrouw voert daartegen verweer en stelt dat partijen op 24 juni 2006 in Togo zijn gehuwd en dat op 25 juni 2006 het huwelijksfeest heeft plaatsgevonden. Partijen hebben geen keuze gemaakt voor een huwelijksgoederenregime. De video van het feest op 25 juni 2006 is niet van belang, omdat daaruit niet kan niet blijken dat er op 24 juni 2006 geen huwelijk voor de burgerlijke stand in Togo heeft plaatsgevonden. De man heeft geen enkele actie ondernomen om het huwelijk op welke wijze dan ook te vernietigen of ongedaan te maken. Partijen hebben sinds het huwelijk samengeleefd.
5.3
Aangezien de vraag of sprake is van een rechtsgeldig huwelijk voorafgaat aan de vraag of uit hoofde van dat huwelijk een onderhoudsplicht van de man jegens de vrouw bestaat, zal het hof eerst de in het incidenteel appel opgeworpen grief betreffende de rechtsgeldigheid van het huwelijk behandelen.
5.4
In beginsel kan een in het buitenland gesloten huwelijk in Nederland worden erkend. Bij betwisting van een huwelijk en de rechtsgeldigheid van een in het geding gebrachte akte, ligt het op de weg van degene die het huwelijk en de rechtsgevolgen stelt om daarvan het bewijs te leveren. Het bewijs dat in het buitenland een rechtsgeldig huwelijk is gesloten kan worden geleverd door middel van een originele akte of authentiek afschrift daarvan, gelegaliseerd en/of geverifieerd conform de Circulaire legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken (staat van personen en toepassing DNA-onderzoek waarin bewijsstukken ontbreken), Stcrt. 2010, nummer 20882, geldig van 1 januari 2011 tot en met 1 januari 2016.
5.5
De man heeft het huwelijk en de rechtsgevolgen daarvan betwist, onder verwijzing naar de omstandigheden rond het huwelijk. De advocaat van de vrouw heeft ter zitting verklaard niet op korte tijd aan het verzoek van het hof om nadere stukken over te leggen te kunnen voldoen. Zij heeft als één van de redenen daarvoor aangevoerd dat zij de originele huwelijksakte, die is opgestuurd naar de rechtbank, niet heeft teruggekregen en onduidelijk is waar deze akte zich nu bevindt. Verder is het huwelijk vermoedelijk niet ingeschreven in de Nederlandse registers, zodat de procedure tot legalisatie mogelijk nog moet worden gevolgd. Zij heeft op de zitting verzocht om uitstel voor het aanleveren van de stukken. Desgevraagd heeft de advocaat van de vrouw verklaard dat het ongeveer een maand zal duren alvorens een nieuw afschrift uit Togo kan zijn verkregen. Zij heeft dit bewijs aangeboden.
5.6
Het hof overweegt dat op dit moment (een authentiek afschrift van) de huwelijksakte ontbreekt. Gelet op het ontbreken van enige herinnering bij partijen aangaande de inschrijving van het huwelijk in de Nederlandse registers gaat het hof er vanuit dat het huwelijk niet in een Nederlands huwelijksregister is ingeschreven. Tegenover de betwisting van de geldigheid van het huwelijk heeft de vrouw vooralsnog geen verder bewijs bijgebracht van haar stelling dat sprake is van een huwelijk tussen partijen. Dientengevolge staat niet vast of een naar Togolees recht geldig huwelijk is gesloten, dat in Nederland kan worden erkend. Als het huwelijk rechtsgeldig is en in Nederland kan worden erkend, dan kan het huwelijk naar Nederlands recht worden ontbonden. Is geen sprake van een rechtsgeldig, in de Nederlandse rechtsorde te erkennen huwelijk, dan kan een in Nederland ingediend verzoek tot echtscheiding naar Nederlands recht niet worden toegewezen.
5.7
Nu de vrouw zich beroept op het bestaan van het huwelijk en de rechtsgevolgen daarvan, zal het hof de vrouw – vanwege de korte termijn die zij heeft gekregen voorafgaand aan de zitting – nogmaals in de gelegenheid stellen om bewijs van haar stelling dat tussen partijen sprake is van een huwelijk bij te brengen.
Het hof zal daartoe de zaak aanhouden en zal bepalen dat de vrouw tot uiterlijk 1 oktober 2014 gelegenheid heeft de originele huwelijksakte, dan wel een authentiek afschrift daarvan, voorzien van legalisaties conform de onder 5.4 genoemde Legalisatiecirculaire aan het hof te zenden, onder toezending van een afschrift aan de man.
Indien stukken voor afloop van de genoemde termijn zijn ingediend, zal de man in de gelegenheid worden gesteld om daarop binnen twee weken te reageren.
Het hof zal partijen verzoeken bij het indienen van stukken, dan wel de reactie daarop, aan te geven of zij prijs stellen op een nieuwe mondelinge behandeling, welke uitsluitend betrekking zalkunnen hebben op bespreking van de ingediende stukken.
5.8
Gelet op het hiervoor overwogene, zal het hof voor het overige iedere beslissing aanhouden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bepaalt dat de vrouw tot uiterlijk 1 oktober 2014 gelegenheid heeft de originele huwelijksakte, dan wel een authentiek afschrift daarvan, voorzien van legalisaties conform de Legalisatiecirculaire aan het hof te zenden, onder toezending van een afschrift aan de man;
bepaalt dat de man, indien stukken voor afloop van de genoemde termijn zijn ingediend, de gelegenheid heeft binnen twee weken daarop te reageren;
bepaalt dat partijen bij het indienen van stukken, dan wel de reactie daarop, dienen aan te geven of zij prijs stellen op een nieuwe mondelinge behandeling, welke uitsluitend betrekking zal kunnen hebben op bespreking van de ingediende stukken;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Roelvink-Verhoeff, H.L. van der Beek en
R. Krijger bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de jongste raadsheer, en is op 5 augustus 2014 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.