3.3[verpachter] heeft blijkens zijn memorie van grieven hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis van 4 januari 2012. In het incidenteel hoger beroep heeft [pachter] hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van 19 mei 2010, 29 september 2010 en 4 januari 2012. Het hof heeft daarna bij tussenarrest van 15 januari 2013 een comparitie van partijen gelast voor de pachtkamer. Partijen hebben op de comparitie van 25 maart 2013 een vaststellingsovereenkomst gesloten met de volgende inhoud:
“1. [pachter] zal binnen een termijn van drie weken een hypotheekrecht op alle aan hem toebehorende onroerende zaken ten behoeve van[verpachter] vestigen met een inschrijving voor een bedrag van maximaal 1,3 miljoen euro, een en ander tot zekerheid van hetgeen [verpachter] hetzij uit hoofde van deze regeling hetzij uit hoofde van een onherroepelijke uitspraak in dit geding te vorderen hebben. Keuze van de notaris en de kosten zijn (voor rekening) van [pachter].
2. [pachter] betaalt aan [verpachter] een bedrag van € 500.000, -. Betaling zal plaatsvinden door overmaking op een door [verpachter] op te geven rekeningnummer. Deze betaling vindt plaats vóór 1 oktober 2013.
3. [pachter] blijft aan [verpachter] schuldig een bedrag van € 450.000, - te vermeerderen met een rentepercentage van 2,5% effectief op jaarbasis te rekenen vanaf 1 oktober 2013. Rentebetalingen zullen maandelijks plaatsvinden. Deze lening is opeisbaar per 1 augustus 2025 of zoveel eerder als het bedrijf van [pachter] wordt beëindigd. [pachter] mag geheel of gedeeltelijk aflossen.
4. Deze regeling geldt onder de ontbindende voorwaarde dat het niet mogelijk blijkt om de regeling te financieren, uitgaande van voortzetting van het melkveebedrijf van [pachter] ter plaatse.
5. Deze regeling vervalt indien één van partijen (of beiden) vóór 28 maart 2013 om 16.00 uur aan de wederpartij schriftelijk laat weten dat men voor dat verval kiest.
6. Partijen verklaren reeds nu dat zij, na voldoening van voormelde schuld, over en weer niets meer van elkaar te vorderen zullen hebben ter zake van de in het geding zijnde kwestie en zij verlenen elkaar reeds nu en voor alsdan over en weer finale kwijting.
7. Partijen dragen ieder de eigen proceskosten.
8. Partijen vragen het hof de zaak te verwijzen naar de rol van 8 oktober 2013 voor uitlating over doorhaling.”