Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
22 juli 2014
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] vof [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin aanslagen toeristenbelasting voor de jaren 2010 en 2011 zijn opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Lochem. De aanslagen, respectievelijk € 1.398,30 en € 2.514,30, zijn gebaseerd op de Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting. De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan. Tijdens de zitting op 16 mei 2014 in Arnhem zijn de standpunten van beide partijen besproken. Belanghebbende stelt dat haar activiteiten voornamelijk bestaan uit het organiseren van cursussen en workshops, en dat haar accommodatie niet voldoet aan de eisen van een conferentieoord of hotel, zoals gedefinieerd in de verordening. De heffingsambtenaar daarentegen betoogt dat de accommodatie van belanghebbende als conferentieoord moet worden gekwalificeerd, en dat de aanslagen dus terecht zijn opgelegd.
Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar niet heeft aangetoond dat de activiteiten van belanghebbende onder de in de verordening genoemde belastbare feiten vallen. Het Hof concludeert dat de verordening geen rechtsgeldige basis biedt voor de opgelegde aanslagen, omdat de heffingsambtenaar niet heeft bewezen dat de accommodatie van belanghebbende onder de juiste categorie valt. Het hoger beroep van belanghebbende wordt gegrond verklaard, en de uitspraken van de rechtbank en de heffingsambtenaar worden vernietigd. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 770,90 bedragen.