Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
19 december 2012 aangevoerd, heeft hij bewijs aangeboden en de producties 16 tot en met 20 in het geding gebracht. Hij heeft gevorderd dat het hof bij arrest zal vernietigen de bestreden vonnissen van 19 december 2012, 18 januari 2012, 16 mei 2012 en 10 oktober 2012 van de rechtbank Almelo, alsook het bestreden vonnis in incident van 21 september 2011 van de rechtbank Roermond en, opnieuw recht doende, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:alsnog [geïntimeerde], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, zal veroordelen tot betaling aan [appellant] van een bedrag ad:
- € 504,06 ter zake van de factuur van [naam] d.d. 2 november 2009, te vermeerderen
met de daarover verschuldigde wettelijke rente, te berekenen vanaf 16 november 2009 tot
aan de dag van algehele voldoening;
- € 1.404,02 ter zake van de factuur van [naam] d.d. 28 januari 2011, te vermeerderen
met de daarover verschuldigde wettelijke rente te berekenen vanaf 11 februari 2011 tot aan
de dag van algehele voldoening;
- € 418,25 ter zake van de factuur van reparatiebedrijf [bedrijfsnaam] d.d. 23 augustus 2012, te
vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente te berekenen vanaf 6
- € 11.697,17 ter zake van de factuur van [naam] d.d. 5 april 2013 te vermeerderen met
- € 502,12 ter zake van de factuur van [bedrijfsnaam] d.d. 8 april 2013 te
vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente te berekenen vanaf 22 april
2013 tot aan de dag van algehele voldoening;
subsidiair:in plaats van de vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling uit te spreken, de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van dit nadeel zal wijzigen door [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een bedrag:
- € 504,06 ter zake van de factuur van [naam] d.d. 2 november 2009, te vermeerderen
met de daarover verschuldigde wettelijke rente, te berekenen vanaf 16 november 2009 tot
- € 1.404,02 ter zake van de factuur van [naam] d.d. 28 januari 2011, te vermeerderen
met de daarover verschuldigde wettelijke rente te berekenen vanaf 11 februari 2011 tot aan
- € 502,12 ter zake van de factuur van [bedrijfsnaam] d.d. 8 april 2013 te
vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente te berekenen vanaf 22 april
2013 tot aan de dag van algehele voldoening;
primair en subsidiair:[geïntimeerde] zal veroordelen in de proceskosten van beide instanties – waaronder die van het incident – en voor zoveel als nodig is, [geïntimeerde] zal veroordelen om al hetgeen [appellant] ter uitvoering van de bestreden vonnissen aan [geïntimeerde] heeft voldaan terug te betalen aan [appellant], vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van voldoening door [appellant] tot aan de dag van terugbetaling.
i. de bestreden vonnissen al dan niet onder verbetering van gronden zal bekrachtigen, met
dien verstande dat [appellant] alsnog geheel in zijn vordering niet-ontvankelijk zal
worden verklaard, dan wel zijn vordering zal worden afgewezen;
ii. [appellant] zal veroordelen in de kosten van beide instanties.
3.De vaststaande feiten
Reparatie van landbouwmachines”.
3.3 In maart 2009 heeft [geïntimeerde] bij Verno Tractoren een tractor, merk John Deere, type 6400, gekocht. Deze tractor heeft [geïntimeerde] vervolgens via een advertentie op internet te koop aangeboden. Op 21 en 22 augustus 2009 heeft [appellant] naar aanleiding van deze advertentie telefonisch contact met [geïntimeerde] opgenomen. Op 22 augustus 2009 heeft [appellant], vergezeld door zijn echtgenote, de tractor bezichtigd en heeft hij een proefrit met deze tractor gemaakt. Vervolgens heeft [appellant] de tractor van [geïntimeerde] gekocht voor een bedrag van € 17.705,88 exclusief btw en tegen inruil van een Fendt-tractor ter waarde van € 3.000,- exclusief btw. Bij de totstandkoming van de koopovereenkomst hebben partijen afgesproken dat [geïntimeerde] de tractor een grote onderhoudsbeurt zou geven en een aantal gebreken, te weten de airco, de band rugleuning en de verlichting en de olielekkage aan de achterbrug hydrolyse, zou verhelpen.
18 maart 2011) heeft [geïntimeerde] het tussen partijen overeengekomen bedrag bij [appellant] in rekening gebracht. De factuur is op naam van “
[appellant]” gesteld. Op de factuur is het privé-adres van [appellant] vermeld.
“
27-08-09. 5452 uur.
3.6 Op 1 september 2009 heeft [geïntimeerde] de tractor afgeleverd op het privéadres van [appellant].
“
(…) * verbruikt motorolie** in overleg kleprubbers vern. en aan waterrem testen(…).”
“
INGEBREKESTELLING(…)Ons is gebleken dat de door u geleverde John Deere 6400 niet voldoen aan de daaraan in redelijkheid te stellen eisen.Met name hebben wij de volgende bezwaren : de motor gebruikt 1 tot 1.5 liter olie per uur.: airco werkt niet.: hefcilinder lekt links lekt veel olie.: display slaat iedere keer op tilt.Gezien het bovenstaande verzoek en voor zover nodig sommeer ik u om binnen 14 dagen de gebreken te herstellen.
“
(…) Hoewel u nu reeds in verzuim verkeerd, wenst client u nog éénmaal in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Ik verzoek en voor zoveel nodig sommeer u dan ook om mij,binnen 7 dagen na heden,inhoudelijk te berichten of u over zult gaan tot herstel van de gebreken, en voorzover u daartoe bereid bent, daartoe ook over te gaan binnen 14 dagen na heden. (…).”
“
(…) * verhouding John Deere normaal 400:1* verhouding nu 81.5 : 2.94 = 20.68 : 1(…)* olie verbruik komt door verglazing van cilinderwand en/of slechte zuigers met zuigerveren* naar ons inziens is de motor aan revisie toe(…).”
“
(…) Naar aanleiding van het door mij t.b.v. [appellant] 16-02-2013 opgemaakte schaderapport van diens tractormotor kan ik op de vraag om e.e.a. Nog te verduidelijken het volgende toevoegen:De in het genoemde rapport weergegeven metingen van de cylinder-slijtage, lager-schade en schade aan overige vitale onderdelen zoals de oliepomp, zuigerveren en de krukastappen zijn ernstig te noemen.(…)Aangezien [appellant] de onderhavige tractor heeft gekocht met ongeveer 5450 machine/bedrijfsuren past het ernstige slijtagebeeld niet bij een motorblok van deze makelij met dit aantal bedrijfsuren doch bij een veelvoud daarvan.
fabrieksruilmotor” in de tractor ingebouwd. De gedemonteerde door [geïntimeerde] aan [appellant] verkochte motor is bij het revisiecentrum opgeslagen. Bij factuur van 5 april 2013 (productie 19 bij memorie van grieven) heeft [naam] voor de reparatiekosten aan de motor een bedrag van € 11.679,17 inclusief btw bij [geïntimeerde] in rekening gebracht.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“
(…) Wanneer een gebied te groot is om daarin door één rechter of rechterlijk college te doen rechtspreken, moet de rechtsmacht in dat gebied over verschillende rechters of colleges worden verdeeld. (…) Zo ontstaan de regels omtrent de absolute en de relatieve rechterlijke competentie. Deze regels zijn slechts van belang terwille van het goed functioneren van de rechterlijke organisatie. Zij kunnen niet bijdragen om het geschil, dat partijen verdeeld houdt, tot een oplossing te brengen. (…)”,
alsmede (kamerstukken II, 1951-1952, 2601, nr. 3, p. 2):
“
(…) Bij de ontwikkeling, die de verkeerstechniek genomen heeft, is het voor partijen, vooral wanneer verplichte rechtsbijstand is voorgeschreven, niet meer van veel belang, welke rechter relatief bevoegd is van een zaak kennis te nemen: zij hebben er slechts belang bij, dat snel een rechter wordt aangewezen. Daarom bepaalt het vierde lid van art. 157b, dat tegen verwijzing naar een rechter van dezelfde rang geen hogere voorziening toegelaten is, en dat deze rechter aan die verwijzing gebonden is. (…)”
niet-ontvankelijk worden verklaard. De grieven 1 tot en met 3 in het principaal hoger beroep behoeven verder niet te worden behandeld.
Consumentenkoop
“
In deze titel wordt verstaan onder ‘consumentenkoop’: de koop met betrekking tot een roerende zaak, elektriciteit daaronder begrepen, die wordt gesloten door een verkoper die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, en een koper, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep en bedrijf.”
Gebondenheid aan de beslissing in het bevoegdheidsincident4.11 In het kader van voornoemd geschilpunt ligt voor of in de beslissing van de rechtbank Roermond dat geen sprake is van een consumentenkoop tussen partijen een bindende eindbeslissing is gelegen. Het hof overweegt daaromtrent het volgende.
koper, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep en bedrijf” verwezen naar hetgeen in de parlementaire geschiedenis bij de totstandkoming van artikel 6:236-237 BW is vermeld (MvA II, Parl. Gesch. Boek 7, p. 64).
koper, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep en bedrijf” opgenomen (Mva II, Parl. Gesch. Boek 6 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1655):
“
(…) De voormelde meerderheid van de commissie bestreed de in de memorie vantoelichting gegeven motivering als zodanig niet, doch voerde als argument voor haaropvatting aan dat het invoeren van een onderscheid tussen consumenten en niet-consumenten een ongewenste onzekerheid met zich kan meebrengen. (…)Wij menen echter dat het voormelde onderscheid in de praktijk niet tot
Eventueel voor maaien, maar verder weet ik het niet meer.” Indien [appellant] beroeps- of bedrijfsmatig zou hebben gehandeld dan liggen de antwoorden, die hij volgens [geïntimeerde] heeft gegeven, niet voor de hand. [appellant] had in dat geval immers eenvoudig naar zijn bedrijf of bedrijfsactiviteiten kunnen verwijzen. Het hof neemt bovendien in aanmerking dat [geïntimeerde], overeenkomstig de partijgetuigenverklaring van [appellant], heeft verklaard dat partijen bij de verkoop van de tractor over het al dan niet in rekening brengen van btw hebben gesproken. Voor de juistheid van de thans in hoger beroep door [geïntimeerde] ingenomen stelling dat de reden van dit gespreksonderwerp was gelegen in de mogelijkheid voor boeren niet voor btw te opteren, biedt de verklaring van [geïntimeerde] geen aanknopingspunten. [geïntimeerde] heeft slechts verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren of [appellant] daarbij aan heeft meegedeeld dat hij geen bedrijf had.
2 februari 2010 aan hem is verstuurd en dat hij zich niet kan herinneren dat hij het afhaalbericht van de brief van 23 april 2010 heeft ontvangen. Het hof begrijpt uit dit verweer aldus dat [geïntimeerde] zich erop beroept dat de brieven hem niet hebben bereikt en overweegt daaromtrent het volgende.
geweigerd” aangekruist. Op de retourstickers bij de brief van 23 juni 2010 is het hokje “
Niet afgehaald” aangekruist. Dit wijst erop dat de brieven zijn geweigerd (die van 26 april 2010) dan wel op een postkantoor voor [appellant] hebben klaargelegen, maar niet zijn afgehaald (die van 23 juni 2010).
1 september 2009 heeft geopenbaard. Zoals hiervoor onder 3 is vermeld, staat vast dat [appellant] op 24 oktober 2009 met betrekking tot het olieverbruik van de motor contact met [geïntimeerde] heeft opgenomen. [appellant] heeft daarop de kleprubbers van de motor door [naam] laten vervangen in de hoop dat het gebrek verholpen zou zijn. Met de hiervoor onder 3.9 vermelde aanduiding “
gebruikt motorolie” en “
in overleg kleprubbers vern. en aan waterrem testen” op de factuur van 2 november 2009 [naam] heeft [appellant] voldoende gestaafd dat deze vervanging verband hield met het vermeende olieverbruik. Uit de hiervoor onder 3.13 vermelde factuur van 10 januari 2011 blijkt dat de vervanging van de kleprubbers niet het gewenste resultaat heeft gehad. In hoger beroep heeft [appellant] met het rapport van 15 februari 2013 van [bedrijfsnaam] aangetoond dat de motor van de tractor is versleten. Dat de facturen van 10 januari 2011 en 15 februari 2013 respectievelijk anderhalf en drieënhalf jaar na de aflevering van de tractor zijn opgesteld, betekent, anders dan [geïntimeerde] heeft gesteld, niet dat daaraan geen waarde toekomt. Op de factuur van [naam] van
5 april 2013 is een urenstand van de motor vermeld van 5.587 uur, terwijl op de werkbon die [appellant] bij aflevering van de tractor heeft ontvangen, een urenstand van 5.452 staat. In de periode van 1 september 2009 tot 5 april 2013 is de motor kennelijk 135 uren gebruikt. Gelet op dit beperkte gebruik en de omstandigheid dat [appellant] binnen twee maanden na aflevering over het olieverbruik heeft geklaagd, is het niet aannemelijk dat de oorzaak van het olieverbruik aan gebruik door [appellant] is gelegen.
kleine klussen” met de tractor zijn gedaan. Daarbij komt dat op basis van de verklaringen niet kan worden aangenomen dat en, zo ja, op welke wijze het oliepeil is gecontroleerd, alsmede of en, zo ja, op welke wijze de uitkomsten van mogelijke controles zijn bijgehouden. [getuige 1] heeft verklaard dat hij het oliegebruik niet heeft getest. Weliswaar heeft [getuige 2] verklaard “
We controleren het oliepeil iedere dag”, maar daartegenover staat de verklaring van [geïntimeerde] “
Ik moest het oliepeil controleren maar ik deed dat niet elke keer. Ik doe dat alleen als ik weet dat een machine veel olie verbruikt” en diens verklaring ter comparitie “
Ik heb nooit naar het oliepeil gekeken”. De aard van de geconstateerde gebreken (ro. 3.13) leidt ook niet aanstonds tot de conclusie dat deze gebreken zijn ontstaan gedurende een (gering) gebruik na aflevering.
Dit betekent dat [geïntimeerde] op grond van artikel 7:21 BW gehouden is de herstelkosten
die [appellant] heeft geleden aan [appellant] te vergoeden. [geïntimeerde] heeft niet weersproken dat deze herstelkosten bestaan uit de hiervoor onder 2.2 vermelde primaire gevorderde posten van € 504,06, € 1.404,02, € 11.697,17 en € 502,12, te vermeerderen met de wettelijke rente. De primaire vordering is daarom in zoverre toewijsbaar. Omdat de hiervoor onder 2.2 vermelde primaire gevorderde post van € 418,25 betrekking heeft op de airco, is deze vordering op basis van hetgeen hiervoor onder 4.28 is overwogen in zoverre niet toewijsbaar. Het subsidiaire beroep van [appellant] op dwaling behoeft wegens voornoemde conclusie geen bespreking. De grieven 5 en 11 zijn terecht voorgesteld. De grieven 4 en 10 falen.
5.Slotsom
- explootkosten € 90,81
- griffierecht € 258,-
- getuigentaxen
€ 88,-
€ 2.260,-(5 punten x tarief II)
€ 683,-
€ 894,-(1 punt x tarief II)
6.De beslissing
bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Almelo van 16 mei 2012 en 10 oktober 2012;
- € 11.697,17 ter zake van de factuur van [naam] d.d. 5 april 2013, vermeerderd met de
daarover verschuldigde wettelijke rente te berekenen vanaf 19 april 2013 tot aan de dag van
vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente te berekenen vanaf 22 april
2013 tot aan de dag van algehele voldoening;
€ 2.260,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 779,76 voor verschotten en op € 894,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] vastgesteld op € 447,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;