Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
verstaat dat tussen partijen is overeengekomen dat [geïntimeerde] met ingang van 3 maart 2013 eens per veertien dagen op zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur omgang heeft met de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2], waarbij [appellante] de kinderen bij [geïntimeerde] brengt en [geïntimeerde] ze weer terugbrengt bij [appellante]. De maandag na elk omgangsweekend dienen advocaten van partijen het hof schriftelijk te berichten of de omgang conform afspraak heeft plaatsgevonden;
Het hof is, alles overwegende, van oordeel dat in de onderhavige zaak niet, althans onvoldoende is gebleken dat aan de zijde van [appellante] sprake is van onmogelijkheid in de zin van artikel 611d Rv. Zij is in het verleden weigerachtig geweest om aan de omgangsregeling mee te werken, waarbij zij niet op grond van objectieve factoren heeft onderbouwd, dat zij in de onmogelijkheid verkeerde haar medewerking te verlenen."
Vakantieweek 25 juli 2011 tm 29 juli 2011, 2 dagen a € 300,00
4.De vordering en de beslissing in eerste aanleg
beoordeling van de geschillen voorgelegd aan U.E.A."althans totdat de rechtbank op het op 9 september 2013 door [appellante] ingediende wijzigingsverzoek heeft beslist, de executie (
hof: van de beschikking van dit hof van 1 maart 2011) op te schorten, althans in goede justitie een voorziening te treffen welke recht doet aan de omstandigheden ontstaan na de beschikking van dit hof van 1 maart 2011 en het (tussen)arrest van dit hof van 19 maart 2013, en [geïntimeerde] te bevelen de door hem aangekondigde dan wel aangevangen executie te staken en gestaakt te houden, in ieder geval voor zover dit een door de voorzieningenrechter voorlopig vastgesteld bedrag aan verbeurd verklaarde dwangsommen overschrijdt, een en ander op straffe van een dwangsom, en de opheffing van de mogelijk gelegde beslagen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van dit geding.
5.Beoordeling
schriftelijkeen afwijking van het omgangsmoment zijn overeengekomen.
6.De beslissing
A.L.M.Willems en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2014.