Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
ING,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een appellant om ING Bank N.V. te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. De appellant had een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij een percentage van zijn vordering in termijnen wilde aflossen. ING had dit aanbod echter afgewezen. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat een schuldeiser in beginsel vrij is om zijn medewerking aan een schuldregeling te weigeren. Bij de toewijzing van een bevel tot instemming is terughoudendheid geboden, en slechts onder bijzondere omstandigheden kan een schuldeiser verplicht worden om in te stemmen met een schuldregeling.
Het hof heeft het verzoek van de appellant afgewezen, omdat ING in redelijkheid niet tot instemming met de schuldregeling had kunnen komen. De appellant had een prognose gedaan van het bedrag dat hij in 36 maanden zou kunnen aflossen, maar het hof oordeelde dat deze prognose onvoldoende zekerheid bood. De appellant had een tijdelijk dienstverband en de waarborgen die de Faillissementswet biedt, ontbraken in de aangeboden regeling. Het hof concludeerde dat ING in redelijkheid de instemming met de schuldregeling had kunnen weigeren, gezien de omstandigheden van de appellant en de afwezigheid van adequate waarborgen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank Overijssel bekrachtigd, waarmee de afwijzing van de schuldregeling door ING werd bevestigd. Deze uitspraak benadrukt de vrijheid van schuldeisers om hun medewerking aan schuldregelingen te weigeren en de noodzaak voor schuldenaren om voldoende zekerheid te bieden in hun voorstellen.