Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordelingVaststaande feiten
€ 450,- per maand aan huur zou gaan betalen.
Procedure in eerste aanleg en feiten na het vonnis in eerste aanleg
Bespreking van de grieven
grief 1komt [appellant] op tegen de verwerping van zijn primaire verweer, inhoudend dat geen sprake is van een huurovereenkomst. Volgens [appellant] is afgesproken dat hij voor de rest van zijn leven gratis van de woning gebruik mocht maken. Dat in 1998 een huurcontract is opgesteld doet daaraan niet af. Dat contract gaf de werkelijke afspraken niet weer, maar is opgesteld om [appellant] in aanmerking te doen komen voor huursubsidie / woontoeslag. [geïntimeerde] beschikte niet eens over een exemplaar van het contract, het is door [appellant] in het geding gebracht. Partijen hebben er ook jarenlang niet naar gehandeld, aldus [appellant], die er in dat verband op wijst dat hij jarenlang geen vergoeding heeft betaald voor het gebruik van de woning. [appellant] wijst er ook op dat zijn moeder geen toestemming heeft gegeven voor het aangaan van een huurovereenkomst. In het kader van de onderhandelingen over de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap en over de hoogte van de alimentatie heeft zijn moeder genoegen genomen met een lagere alimentatie onder de voorwaarde dat [appellant] gratis in de woning kon blijven wonen. Van deze afspraak is hij pas later op de hoogte geraakt, aldus [appellant].
1:88 lid 1 aanhef en sub a BW.
- niet hij, maar [appellant] heeft het in het geding gebracht - betekent, anders dan [appellant] meent, niet dat het huurcontract geen betekenis had. Het komt vaker voort dat een oud contract in het ongerede raakt. Overigens, indien aan het al dan niet beschikken over het huurcontract betekenis moet worden toegekend, zoals [appellant] bepleit, zou het feit dat [appellant] nog wel over een exemplaar beschikt evenzeer een argument kunnen zijn voor de juistheid van stelling dat aan het huurcontract wel degelijk inhoudelijke betekenis toekomt.
“Appellant ([geïntimeerde] - toevoeging hof) zou blijvend de woonlasten voor zijn minderjarige zoon voor zijn rekening nemen.”[geïntimeerde] betoogt dat hij en de moeder van [appellant] een dergelijke afspraak niet hebben gemaakt. Hij wijst er op dat in het convenant, dat dateert van oktober 2007 (dus van na het appelschrift), is bepaald dat de woning aan hem wordt toegescheiden, maar dat niets is vermeld over een verplichting om de woonlasten niet door te belasten aan [appellant]. Ook wijst hij er op dat hij en zijn ex-echtgenote na diverse procedures over de alimentatie te hebben gevoerd een regeling hebben bereikt, waarin evenmin iets is vermeld over een verplichting van hem de woonlasten van de woning (per saldo) voor eigen rekening te nemen.
Naar het oordeel van het hof kan in het midden blijven wat [geïntimeerde] en de moeder van [appellant] in het kader van de echtscheiding zijn overeengekomen over de woonlasten van de woning, nu gesteld noch gebleken is dat [appellant] partij was bij deze overeenkomst en hij ook niet heeft toegelicht op grond waarvan hij rechten aan deze overeenkomst kan ontlenen.
Grief 3, die zich keert tegen deze overweging, faalt dan ook.
(geliquideerd salaris van de advocaat: 2,5 punten, tarief II).