Uitspraak
[appellant],
Demarol,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
De feiten
hiervoor bepaalde in (…) artikel 3(…)."
31 december 2012 ten einde zal komen.
3.De beoordeling in eerste aanleg
4.De beoordeling in hoger beroep
grief IIkomt [appellant] op tegen de verwerping van zijn beroep op misbruik van omstandigheden. Dat misbruik zou hierin bestaan dat [appellant], gevoed door Demarol, het idee had dat hij ofwel het tankstation terstond diende op te geven, ofwel moest bijtekenen onder goedkeuring van afwijkende bedingen. [appellant] heeft evenwel niet nader onderbouwd op welke, als misbruik te betitelen, wijze dat "voeden" heeft plaatsgevonden, en hij heeft evenmin gesteld dat hij door/onder bijzondere omstandigheden (zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid) en door een daarvan op de hoogte zijnde Demarol werd bewogen tot het aangaan van deze nieuwe overeenkomst. [appellant] heeft wel aangegeven dat hij voor een groot deel van zijn broodwinning afhankelijk is van de exploitatie, maar dit gebruikelijke ondernemersrisico is geen bijzondere omstandigheid zoals in art. 3:44 lid 4 BW is bedoeld.
grief IV, waarmee de afwijzing van het beroep op onvoorziene omstandigheden zoals bedoeld in art. 6:258 BW wordt aangevallen. Volgens [appellant] kon hij ten tijde van ondertekening van de overeenkomst niet voorzien dat het economische tij bij het einde van de looptijd van de overeenkomst zo verslechterd zou zijn waardoor het vinden van een ander, gelijkwaardig, tankstation of ander werk niet meevalt. [appellant] erkent daarbij dat bij de aanvaarding van dit beroep terughoudendheid moet worden betracht.
grief Vopwerpt, is naar het oordeel van het hof onjuist. Demarol heeft er recht op dat zij na ommekomst van de overeengekomen huurperiode weer over het gehuurde kan beschikken, ook al heeft zij nog geen besluit genomen over de wijze van verdere exploitatie. Deze omstandigheid kan echter wel meewegen bij de eventueel vast te stellen ontruimingstermijn.
grief VIheeft de kantonrechter de vordering van Demarol ten onrechte niet getoetst aan de gronden die zijn genoemd in art. 7:296 lid 3 BW. [appellant] ziet daarbij naar het oordeel van het hof voorbij aan het feit dat Demarol geen vordering heeft ingesteld zoals in dat artikel aan de orde is, te weten de vordering tot vaststelling van het tijdstip waarop de huurovereenkomst na opzegging zal eindigen, zoals bedoeld in art. 7:295 lid 2 BW. Zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen is de huurovereenkomst niet opgezegd, maar van rechtswege geëindigd door het verstrijken van de overeengekomen termijn, voor welke bijzondere wijze van beëindiging de vereiste goedkeuring is verkregen.
afspraakdat, ondanks overeenstemming over het van rechtswege eindigen van de huur, [appellant] niettemin recht heeft op (enigerlei vorm van) huurbescherming en vergoeding van verhuis- en herinrichtingskosten bij het einde van de overeenkomst. Het hof passeert dan ook deze opgeworpen vraag bij gebrek aan juridische fundering.
grief VIIstelt [appellant] aan de orde dat de door hem bewoonde woning ten onrechte door de kantonrechter is aangemerkt als een afhankelijke woning zoals bedoeld in art. 7:290 lid 3 BW. De kantonrechter heeft daartoe overwogen dat de woning slechts via (het terrein van) het tankstation te bereiken is, en dat de vergunning voor de exploitatie is verleend omdat sprake is van één complex.
LJN:ZC2255) en dat met het oog daarop de woning niet zonder overwegende bezwaren kan worden gebruikt door een ander dan de huurder van de bedrijfsruimte, of een door die huurder ingeschakelde derde die namens de huurder met toezicht werd belast. Dat maakt de met de bedrijfsruimte verhuurde woning in dit geval afhankelijk, zoals bedoeld in art. 7:290 lid 3 BW. Aan het voorgaande doet niet af dat de woning niet inwendig met de bedrijfsruimte is verbonden en dat voor de bereikbaarheid ervan maar enkele meters oprit van de bedrijfsruimte begaan moeten worden.
grief VIIIbezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn reconventionele vordering, gebaseerd op de stelling dat hij onverschuldigd huur voor die woning heeft betaald.
1 december 2012 tot voldoening. Daarnaast dient Demarol de vanaf 1 december 2012 betaalde huur voor de woning als onverschuldigd betaald terug te betalen.
grief IXkomt [appellant] op tegen verschillende rechtsoverwegingen en tegen het dictum van de kantonrechter zonder concreet aan te geven welke nog niet behandelde bezwaren hij daartegen heeft. Demarol heeft naar het oordeel van het hof dan ook terecht opgemerkt zich hiertegen niet te kunnen verweren. Het hof passeert deze grief.