Uitspraak
[woonplaats 2],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling in het principaal appel
Ik heb € 9.000,- als koopprijs afgesproken met [appellante]. De papieren stonden op haar naam, het paard stond bij haar. Alles wat ik wist is dat het paard van [appellante] was." en "
Ik heb alleen met mevrouw [appellante] onderhandeld over het paard en zij heeft nooit gezegd dat zij eerst met de eigenaar moest overleggen. Zij heeft niet gezegd dat er een andere eigenaar was dan zijzelf."
Ik heb duidelijk uitgelegd dat het paard [paard] van de familie [X] was maar dat zij het paard wel wilden verkopen omdat [X] in [plaats] ging studeren (…) Daarna hebben mevrouw [geïntimeerde] en [X] nog een keer een afspraak buiten mij om gemaakt en heeft [X] over het paard verteld aan mevrouw [geïntimeerde] en mocht zij er weer op rijden. (…) Meneer [geïntimeerde] en ik hebben op een avond in de kantine gesproken over de koopprijs van het paard. Ik had een vraagprijs en meneer [geïntimeerde] bood daaronder. Ik heb toen gezegd dat ik het daar met de familie [X] over moest hebben want ik kon dat niet beslissen. Ik heb toen direct, waar meneer [geïntimeerde] bij zat, naar [X] gebeld en kreeg mevrouw [X] aan de lijn. Ik heb haar verteld wat [geïntimeerde] voor [paard] wilde betalen. Ik ben toen even naar buiten gelopen en heb met mevrouw [X] telefonisch overlegd en uiteindelijk besloot mevrouw [X] dat de geboden prijs van € 9.000,- akkoord was. (…)“
Het paard werd in principe door mij verkocht maar omdat ik weinig tijd had, ik werk en mijn man was toentertijd ernstig ziek, hebben wij mevrouw [appellante] gevraagd het paard voor ons te presenteren en te verkopen.”
Ik meen mij te herinneren dat ik de vrijdag erop van mevrouw [appellante] hoorde dat de familie [geïntimeerde] van zins was om het paard te kopen na veterinaire keuring. Wij hebben toen niet over de vraag- en biedprijs gesproken. Het paard moest eerst veterinair gekeurd worden. Ik hoorde wel dat [geïntimeerde] € 9.000,- voor het paard wilde betalen. Dat was wat mij betreft akkoord. Ik weet niet of dat nou ook precies mijn vraagprijs was maar € 9.000,- was wat mij betreft goed.”
Dat komt omdat [X] tegen mij had gezegd: laat het paard nog maar een maand bij jou staan in pension, en dan trek je de pensionkosten er maar af en maak de rest van de koopprijs maar aan mij over. Het was een vriendelijk gebaar van de familie [X] tegenover [geïntimeerde] dat het paard tot 1 februari bij mij zou blijven staan en dat [X] daarvan de kosten droeg. Maar uiteindelijk heeft [geïntimeerde] het paard eerder opgehaald omdat het zo goed ging tussen mevrouw [geïntimeerde] en [paard] dat ze hem graag thuis wilden hebben.”
Het was dachten wij de makkelijkste weg dat het geld aan mevrouw [appellante] betaald zou worden.”
Op het moment dat wij met elkaar spraken is duidelijk naar voren gekomen dat wij de eigenaar van het paard waren. Dat is ook de reden dat ik daar was. Ik neem aan dat dat duidelijk is geweest voor de koper.”
Het was voor mevrouw [geïntimeerde] heel duidelijk dat ik degene was die altijd op [paard] reed, hem verzorgde enzovoorts en dat ik (het hof leest: zijzelf en/of haar moeder en/of vader
) de eigenaar was. Het was voor [geïntimeerde] duidelijk dat wij bij de verkoop betrokken waren. (…) Voor meneer en mevrouw [geïntimeerde] was het duidelijk dat mijn vader, moeder en ik de eigenaar van het paard waren en ook de verkoper.”