Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De nadere motivering van de beslissing in hoger beroep
Er hebben twee gesprekken plaatsgevonden medio 2007 op het hoofdkantoor van GVM in Deventer. Het eerste gesprek vond plaats met [getuige 1] en nog iemand anders, het tweede gesprek met [getuige 2] en [X]. (…) Het geld dat ik als afkoop van het Waterschap zou krijgen (30 maanden salaris plus wat daarbij komt) zou in een stichting worden gezet. Mij is verteld dat met opzet voor deze constructie is gekozen omdat op deze manier het geld veilig gesteld zou worden, namelijk bestand zou zijn tegen een faillissement van de B.V. Mij is verder verteld dat elke maand mijn salaris uit de stichting zou worden gehaald en zou worden overgebracht naar de B.V., die mijn salaris zou gaan uitbetalen. Voorts is mij verteld dat als ik binnen 30 maanden werk zou gaan vinden, het restant aan de B.V. zou toevallen. (…) Bovenstaande is, voor zover ik mij dat kan herinneren, door [getuige 1] aan mij gezegd.
Tijdens het gesprek dat ik heb gevoerd met [appellant] was ik werkzaam als commercieel projectbegeleider bij GVM. Ik kan mij het gesprek met [appellant] goed herinneren. [geïntimeerde] en [getuige 9] waren met vakantie zodat ik in samenspraak met [getuige 8] een aantal intakegesprekken heb gevoerd met mensen die bij GVM in dienst zouden treden. Dit heb ik van tevoren niet kortgesloten met [geïntimeerde] en [getuige 9] omdat zij met vakantie waren. (…) Aan het begin van het gesprek heb ik voorgesteld wie ik ben en wat ik deed qua functie. Ik heb [appellant] verteld over de inhoud van de te sluiten overeenkomst en het verloop van het traject uiteengezet. De raadsheer-commissaris houdt mij mijn verklaring voor van 10 januari 2011 (overgelegd in eerste aanleg bij brief van 12 januari 2011 van de advocaat van [appellant]). Ik blijf bij deze verklaring. Op de vraag of ik uit mijzelf heb verteld dat het geld van de werkgever van [appellant] op een derdengeldrekening zou worden geplaatst omdat bij een eventueel faillissement van de B.V. dit geld op deze rekening blijft staan antwoord ik dat ik dat inderdaad uit mijzelf heb verteld. Dit heb ik niet alleen aan [appellant] verteld, maar in meerdere gesprekken aan de andere kandidaten. Ik heb hierover in een aantal gesprekken met [getuige 9] gesproken. GVM zou veel kandidaten krijgen en daarom was afgesproken dat de intakegesprekken zouden worden verdeeld. Ik ben bij een aantal gesprekken van [getuige 9] met kandidaten aanwezig geweest en in die gesprekken heb ik [getuige 9] steeds horen zeggen dat het geld dat de kandidaten meekregen zouden worden gestort op een rekening van de stichting derdengelden omdat het geld daar veilig zou worden vastgezet. Ik weet niet of [appellant] hierover tijdens het gesprek vragen heeft gesteld. (…)
Ik ben in dienst geweest als trainer bij GVM (…). Op uw vraag of ik mij nog iets kan herinneren van een intakegesprek dat ik met [appellant] zou hebben gevoerd, antwoord ik dat ik mij daar niets van kan herinneren. Ik weet ook niet wanneer dat gesprek plaatsvond. Ik heb meerdere intakegesprekken gevoerd maar ook daarover kan ik mij niets herinneren. Ik weet wel dat ik ze heb gevoerd met diverse collega’s.
Ik ben bij GVM in dienst getreden op 1 september 2007 als implacer. Daarvoor was ik werkzaam als onderwijsadviseur bij de IJsselgroep. (…) Ik wist wel dat het de som geld vanuit de IJsselgroep in één keer naar de stichting derdengelden zou worden overgemaakt alsmede pensioenpremie etc. Vanuit hieruit zou ik elke maand mijn salaris krijgen. Er werd altijd gesproken over een stichting die was opgezet als een soort fonds om mijn salaris veilig te stellen. Het was in feite een soort geoormerkt geld. In juli 2007 heb ik voorafgaande aan de totstandkoming van de overeenkomst een intakegesprek gehad met [geïntimeerde] en [getuige 9]. De strekking van dat gesprek was dat een stichting derdengelden als een soort garantiefonds zou optreden waardoor het geld in goede handen bleef. (…)
Ik ben op 15 februari 2008 als implacer bij GVM in dienst getreden. Daarvoor was ik stafdirecteur bij de Universiteit van Amsterdam. Voorafgaand aan het sluiten van de driepartijenovereenkomst tussen de UvA, GVM en mijzelf heb ik twee intakegesprekken gevoerd met [geïntimeerde] en [getuige 9]. (…) Tijdens deze gesprekken is mij verteld dat de UvA een eenmalig bedrag aan GVM zou overmaken. Aan wie dat bedrag precies zou worden overgemaakt weet ik niet, want dat was voor mij niet inzichtelijk. Het ging hier om een bedrag van 21 maanden salaris, pensioenpremie etc. Aangezien ik uit een financieel zeker positie kwam bij de UvA en zou overgaan naar een financieel onzekere positie bij GVM heb ik tijdens de intakegesprekken gevraagd hoe het financieel in zijn werk zou gaan. Mij is toen verteld dat er een stichting derdengelden bestond waarop het geld zou komen te staan, dat dat geld voor mij bestemd was en ook bestemd bleef. Dit weet ik mij nog goed te herinneren omdat mij toen is verteld dat als ik eerder een andere baan zou vinden het restant aan GVM zou komen te vervallen. Dit was voor mij interessant omdat dit de (ten dele) winst voor GVM verklaarde en mij zo inzicht gaf in het door GVM gevoerde businessmodel. Voordat ik daadwerkelijk genoemde driepartijenovereenkomst heb getekend heb ik met behulp van internet gezocht naar de term stichting derdengelden. Ik heb toen begrepen dat het een soort locatie/fonds is waar geld gestald wordt waarover ikzelf niet kon beschikken maar wel voor mij bestemd was.
In juli 2007 heb ik (…) een intakegesprek gevoerd met [getuige 1] en een zekere [H] (…) In dat intakegesprek is mij verteld hoe een en ander in het werk gaat zoals zes weken begeleiding daarna het volgen van cursussen etc., alles zou in het werk worden gesteld om mij weer aan een baan te helpen. Ik had nog een aantal kritische vragen (…) De kritische vragen gingen met name om de financiën. Ik vroeg wat GVM met het geld dat ik van mijn oude werkgever, de Postbank, had gekregen en dat nu op de rekening van de stichting van GVM stond ging doen als ik eerder aan het werk zou kunnen. Mij is toen geantwoord dat het geld daar bleef staan omdat het gebruikt zou worden voor werknemers die onverhoopt langer dan de afgesproken periode nog geen werk zouden hebben. Op de vraag of ik weet van wie ik elke maand mijn salaris kreeg, antwoord ik dat ik dat niet weet omdat ik ervan uit ging dat dat van de stichting was omdat ook al het geld op de rekening van de stichting stond en het raar zou zijn om geld over te hevelen naar de B.V. Op de eerste werkdag heeft [geïntimeerde] voor een groepje (waar ik zelf deel van uitmaakte) een welkomstpraatje gehouden waarin hij nog heeft gezegd dat wat ook de B.V. zou overkomen de stichting er was zodat het geld veilig was.
In november 2007 ben ik in dienst getreden bij GVM. Daarvoor was ik bij de Postbank werkzaam (…) Voorafgaande aan het sluiten van de driepartijenovereenkomst heb ik samen met mijn man ongeveer 1 maand voor indiensttreding een intakegesprek gehad met [geïntimeerde] en [getuige 9]. Zij hebben mij toen onder meer uitgelegd dat zij een passende baan voor mij gingen zoeken, dat ik stages ging lopen en dat mijn salaris voor 21 maanden naar GVM zou worden overgemaakt. Dit geld zou worden gestort op de rekening van de stichting. Dat geld zou gegarandeerd voor mij bedoeld zijn en daaruit zou ik ook elke maand mijn salaris ontvangen. Ik heb begrepen dat het salaris van GVM kwam. Ik heb op dat moment geen vragen gesteld.
Begin december 2008 ben ik in dienst getreden bij GVM. Daarvoor was ik in het onderwijs werkzaam bij stichting LVO.(…)
Ik zou daar 2 jaar in dienst treden en het geld bedoeld voor 2 jaar salaris, vakantiegeld etc. heeft de stichting LVO direct overgemaakt naar GVM. Voor het sluiten van de overeenkomst met GVM heb ik een intakegesprek gehad met [geïntimeerde] en [getuige 9]. (…) Mij werd tevens verteld dat het hiervoor benoemde geld door de stichting LVO op een rekening derdengelden zou worden gezet. Ik heb geen vragen gesteld, want ik was veel te blij dat ik deze baan kreeg. Indien ik eerder een baan zou krijgen (dan de 2 jaar) zou het restant van het geld toevallen aan GVM. Dat was dan hun winst.
U houdt mij de verklaring van [getuige 1] van 10 januari 2011 voor waarin zij heeft gezegd: “In dit gesprek zijn de volgende onderwerpen aan bod gekomen: (…) het bedrag dat de werkgever doorbetaald worden. Dit is de informatie die ik ontvangen heb van [geïntimeerde] en [getuige 9]. Dit is de informatie die zij zelf ook bij gesprekken hebben medegedeeld aan overige kandidaat Implacers.”Ik heb niet datgene gezegd wat hierboven is opgenomen. Voorafgaand aan de tripartite-overeenkomst vinden gesprekken met de werkgever plaats. Er wordt dan aan de werkgever uitgelegd dat de werknemer in dienst komt bij GVM als Implacer en dat door GVM een salaris zal worden betaald veelal passend bij de functie die hij/zij laatstelijk heeft verdiend bij de werkgever. GVM ontvangt een vergoedingssom van de werkgever voor de bemiddelingsinspanningen en dienstverlening. In het kader van de voorselectie is niet aan de orde geweest dat, mocht de B.V. failliet verklaard worden, het geld veilig op de rekening van de stichting zou blijven staan. Ik heb minimaal één keer met [appellant] zelf gesproken, maar dat is steeds geweest nadat hij in dienst is gekomen van GVM.(…)
In 2007 was ik directiesecretaris van GVM. De rechter-commissaris houdt mij de verklaring van mevrouw [getuige 1] van 10 januari 2011 voor, waarbij zij heeft voorgelezen: “In dit gesprek (…) In verband met de afwezigheid van de directie heb ik dit afgestemd met [getuige 8], directiesecretaris.” Ik kan mij hier niets van herinneren, omdat ik mij het hele gesprek met [appellant] niet kan herinneren.
Ik was commercieel directeur van GVM. Vóór zijn indiensttreding heb ik niet gesproken met de heer [appellant], maar naderhand heb ik wel eens informeel met hem gesproken. U houdt mij de verklaring van [getuige 1] voor, waarin zij het volgende heeft verklaard: “Op de vraag of ik uit mijzelf (…) veilig zou worden vastgezet.” Ik kan mij niet voorstellen dat ik deze informatie aan kandidaten heb gegeven. Het eerste gesprek is bedoeld als een verkennend gesprek waarbij het leer- en ontwikkeltraject aan de orde komt. In zo een gesprek wordt wel verteld dat het netto salaris gelijk zal zijn aan het netto salaris wat de Implacer bij zijn oud-werkgever verdiende. Maar hoe dit precies geregeld was in de drie-partijenovereenkomst kwam in dit gesprek niet aan de orde, omdat dat niet relevant was voor de werknemer. (…) Wel werd er in gesprekken over de vergoedingssom gepraat, maar zeker niet hoe deze som geld besteed zou worden. [getuige 1], die als secretaresse werkzaam was, was ook niet in de positie om dit soort uitspraken zoals vermeld in haar verklaring te doen.De vergoedingssom werd op een rekening van de stichting derdengelden gestort, omdat het overzichtelijker was als er sprake was van een gescheiden geldstroom. De combinatie rekening stichting derdengelden en faillissement, waarover [getuige 1] heeft verklaard, is er ook niet. Over de verklaring van de heer [getuige 4] die u mij voorhoudt: “Voorafgaand aan het sluiten van (…) bestemd leek.” verklaar ik dat ik mij niet kan herinneren dat ik met de heer [getuige 4] heb gesproken.(…)De werknemer heeft recht op salaris van GVM op grond van zijn dienstverband en GVM heeft recht op vergoeding van de oud-werkgever voor de verrichte dienstverlening en die twee hebben niets met elkaar te maken.
(…)
In verband met de vakantie van [geïntimeerde], Algemeen directeur, en [getuige 9], Commercieel directeur, heb ik [getuige 1], Commercieel Projectbegeleider, een intakegesprek gevoerd met [appellant] In dit gesprek zijn de volgende onderwerpen aan bod gekomen:
[geïntimeerde]) en [getuige 9]) waren met vakantie zodat ik in samenspraak met [getuige 8] een aantal intakegesprekken heb gevoerd met mensen die bij GVM in dienst zouden treden. (…)Voorts is genoegzaam komen vast te staan dat de aan [appellant] gedane toezegging plaatsvond in het kader van een algemene - (ook) door [geïntimeerde] in het leven geroepen - praktijk bij GVM waarin implacers werd uitgelegd dat het geld bij de Stichting Derdengelden veilig stond. Dat [appellant] er in gerechtvaardigd vertrouwen op af mocht gaan dat [getuige 1] bij die gesprekken GVM vertegenwoordigde blijkt (ook) uit hetgeen [getuige 1] als getuige heeft verklaard. Zo heeft zij verklaard:
“Tijdens het gesprek dat ik heb gevoerd met [appellant] was ik werkzaam als commercieel projectbegeleider bij GVM.(…) Aan het begin van het gesprek heb ik voorgesteld wie ik ben en wat ik deed qua functie”.
nietbestemd was voor GVM. Dat de geldstromen in de praktijk (mogelijk) anders liepen, zoals [geïntimeerde] heeft verklaard en bij antwoordmemorie na enquête heeft gesteld, doet aan het voorgaande niet af en evenmin dat [geïntimeerde], naar hij heeft verklaard, op een later moment (naar het hof begrijpt: na hun indiensttreding) aan (naar het hof begrijpt: sommige) implacers heeft verteld dat het geld als werkkapitaal voor GVM bestemd was.
derden.Dat de Stichting Derdengelden GlobalViewManagement dat in dit geval ook ten doel heeft, blijkt uit het als productie 10 van de inleidende dagvaarding overgelegde uittreksel uit het handelsregister. Onder “activiteit” staat vermeld: het ontvangen en beheren van derdengelden.