ECLI:NL:GHARL:2014:5293

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juni 2014
Publicatiedatum
1 juli 2014
Zaaknummer
200.140.849-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van het gezag van de moeder over de minderjarige kinderen na wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag over de minderjarige kinderen van partijen, die eerder gehuwd zijn geweest. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had in eerste aanleg verzocht om gezamenlijk gezag over de kinderen, maar dit verzoek was door de rechtbank Noord-Nederland afgewezen. De vrouw was van mening dat de omstandigheden waren gewijzigd sinds de eerdere beschikking van de rechtbank, waarin de man alleen het gezag over de kinderen was toegewezen. De vrouw stelde dat de communicatie tussen haar en de man was verbeterd en dat de kinderen nu regelmatig bij haar verbleven.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de verbeterde communicatie tussen de ouders en het feit dat de kinderen nu meer contact met de vrouw hebben. Het hof oordeelde dat er geen onaanvaardbaar risico bestond dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders bij gezamenlijke gezagsuitoefening. De man had betoogd dat de opvoedingsstijlen van de ouders te verschillend waren, maar het hof vond dit niet aannemelijk. Gelet op de gewijzigde omstandigheden heeft het hof het verzoek van de vrouw toegewezen en bepaald dat zij en de man voortaan gezamenlijk belast zijn met het gezag over de minderjarigen.

De beslissing van het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en verklaarde de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad. Het hof heeft de zaak afgesloten met de mededeling dat het meer of anders verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.140.849/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/142279/FA RK 13-1630)
beschikking van de familiekamer van 26 juni 2014
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. Ph.J.N. Aarnoudse, kantoorhoudend te Deventer,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. H.B. Boogaart, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 5 november 2013, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 27 januari 2014, is de vrouw in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De vrouw verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beslissende haar ontvankelijk te verklaren in haar verzoek en haar te belasten met het medegezag over de uit het ontbonden huwelijk geboren thans nog minderjarige kinderen.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 6 maart 2014, heeft de man het verzoek in hoger beroep van de vrouw bestreden en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen, althans te beslissen zoals het hof zal vermenen te behoren.
2.3
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 30 januari 2014 een brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 28 januari 2014;
- op 10 maart 2014 een journaalbericht met bijlagen van mr. Aarnoudse van 7 maart 2014.
2.4
De minderjarige [kind 1] (hierna: [kind 1]), geboren [in 1996], heeft bij brief ingekomen bij het hof op 14 mei 2014 aan het hof zijn mening kenbaar gemaakt met betrekking tot de zaak. De minderjarige [kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren [in 1998], heeft bij brief van
29 april 2014, ingekomen bij het hof op 14 mei 2014 aangeven dat hij zijn mening niet kenbaar wenst te maken.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 27 mei 2014 plaatsgevonden. Verschenen zijn de vrouw, mr. Aarnoudse, de man en mr. Boogaart. Mr. Aarnoudse heeft het woord gevoerd mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotitie.

3.De vaststaande feiten

3.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit dit huwelijk zijn geboren de thans nog minderjarigen [kind 1] en [kind 2].
3.2
De minderjarigen hebben tot en met maart 2010 bij de vrouw gewoond. Sindsdien wonen ze bij de man.
3.3
Aanvankelijk oefenden de man en de vrouw het gezag over de minderjarigen gezamenlijk uit.
3.4
Bij beschikking van 4 oktober 2011 heeft de rechtbank Groningen, op verzoek van de vrouw, bepaald dat aan de man alleen het gezag toekomt over de minderjarigen.
3.5
Bij inleidend verzoekschrift, binnengekomen bij de griffie van de rechtbank op 18 juli 2013, heeft de vrouw de rechtbank verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat zij wordt belast met het medegezag over beide minderjarige kinderen van partijen.
3.6
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw afgewezen.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Ingevolge artikel 1:253o BW kunnen beslissingen waarbij een ouder alleen met het gezag is belast op verzoek van de ouders of van een van hen door de rechter worden gewijzigd op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
4.2
Een verzoek om gezamenlijk met de andere ouder met het gezag te worden belast wordt slechts afgewezen indien er nog steeds een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zullen raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen, of afwijzing anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
4.3
De vrouw heeft de rechtbank destijds verzocht om de man alleen met het gezag over de kinderen te belasten, aangezien het volgens haar toen in het belang van de kinderen was een periode afstand van hen te nemen en hen rust te geven vanwege de slechte verstandhouding tussen de ouders. Er was op dat moment geen (constructieve) communicatie mogelijk tussen hen en de vrouw had weinig contact met de kinderen. Uit de stukken en de behandeling ter zitting is naar voren gekomen dat de kinderen nu regelmatig bij de vrouw verblijven en dat de man en de vrouw weer met elkaar communiceren en overleg voeren. Naar het oordeel van het hof is de communicatie tussen de ouders dusdanig verbeterd dat zij in staat zijn om afspraken te maken over zaken die ten aanzien van de kinderen van belang kunnen zijn. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat [kind 2] onlangs in onderling overleg tussen de ouders een aantal dagen bij de vrouw heeft verbleven, nadat hij als gevolg van een fietsongeluk zijn arm had gebroken. Aangezien de man vanwege verplichtingen [kind 2] niet kon verzorgen, hebben de ouders afgesproken dat de vrouw die dagen de zorg voor [kind 2] op zich zou nemen. Voor zover de man heeft gesteld dat de man en de vrouw een dusdanige verschillende opvoedingsstijl hebben dat zij niet in staat zijn met elkaar tot afspraken te komen en dat de kinderen daaronder zullen lijden, is dat in het licht van het voorgaande niet aannemelijk geworden. Naar het oordeel van het hof is er op dit moment geen onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren zullen raken tussen de ouders bij een gezamenlijke gezagsuitoefening. Evenmin is aannemelijk geworden dat afwijzing van het verzoek van de vrouw anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Weliswaar heeft de man gesteld dat het thans weer goed gaat met de kinderen - in het bijzonder met [kind 2] die een moeilijke periode achter de rug heeft - en dat daarom geen wijziging in het gezag dient plaats te vinden, maar het hof volgt hem daarin niet. Niet aannemelijk is dat de kinderen mede in aanmerking genomen hun leeftijd, en in het bijzonder [kind 2], bij gezamenlijke gezagsuitoefening dusdanige onrust zullen ervaren dat het verzoek dient te worden afgewezen.
4.4
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die thans een wijziging van het gezag rechtvaardigen. Het hof zal het verzoek van de vrouw dan ook toewijzen.

5.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 5 november 2013;
bepaalt dat de man en de vrouw voortaan gezamenlijk zullen zijn belast met het gezag over de minderjarigen [kind 1], geboren [in 1996], en [kind 2], geboren [in 1998];
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Jonkman, mr. I.A. Vermeulen en mr. G.K. Schipmölder, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 26 juni 2014 in het bijzijn van de griffier.