Uitspraak
De Voorschotbank,
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerden],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Ter zake van de vordering van de Voorschotbank zal derhalve recht worden gedaan op de gewijzigde eis.
17 september 2013 (ECLI:NL:GHARL:2013:6760) heeft gesteld, van belang.
De prejudiciële vraag luidde als volgt:
"Dient art. 6:96 lid 6 BW aldus te worden uitgelegd dat na het verzenden van de daarin genoemde veertiendagenbrief vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd, dus zonder dat de crediteur na het verzenden van die (veertiendagen) brief nog een nadere incassohandeling verricht?"
"beantwoordt de prejudiciële vraag aldus dat art. 6:96 lid 6 BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien de schuldeiser in redelijkheid tot het verrichten van incassohandelingen is overgegaan en de daarin genoemde veertiendagenbrief aan de consument-schuldenaar heeft gestuurd, bij uitblijven van de betaling binnen de termijn van veertien dagen de in het Besluit genormeerde vergoeding voor buitengerechtelijke incassohandelingen door de consument-schuldenaar verschuldigd wordt, zonder dat de schuldeiser gehouden is daartoe nog nadere incassohandelingen te verrichten."
Het hof zal, in zoverre opnieuw rechtdoende, [geïntimeerden] hoofdelijk veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.547,12. Voor het overige zal het vonnis worden bekrachtigd.
zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Deze kosten worden wat het salaris voor de advocaat betreft tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Voorschotbank begroot op € 632,- (1 pt tarief I).