Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
ASR,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een faillissementsverklaring die door de rechtbank Midden-Nederland was uitgesproken. De appellant, een ondernemer, was op 1 april 2014 in staat van faillissement verklaard op verzoek van ASR Schadeverzekering N.V. De rechtbank had geoordeeld dat er summierlijk sprake was van een vordering van ASR op de appellant, die in de toestand verkeerde dat hij had opgehouden te betalen. De appellant heeft echter in hoger beroep betwist dat hij in deze toestand verkeert en heeft verzocht de faillissementsverklaring te vernietigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juni 2014 heeft de appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij onder andere aanvoerde dat de vordering van ASR niet summierlijk is gebleken en dat hij in staat is zijn schulden te voldoen. ASR heeft de appellant aansprakelijk gesteld voor schade die voortvloeide uit een brand, maar de appellant betwistte deze aansprakelijkheid en de vordering van ASR. De curator heeft ook vraagtekens gezet bij de vordering van ASR en aangegeven dat de onderneming van de appellant gezond is.
Het hof heeft geoordeeld dat de vordering van ASR niet summierlijk is gebleken en dat de appellant niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Het hof heeft de faillissementsverklaring vernietigd en ASR veroordeeld in de faillissementskosten en de proceskosten van de appellant. De beslissing van het hof benadrukt dat de situatie van de appellant meer lijkt op een geschil tussen partijen in een handelszaak dan op een faillissementskwestie.