Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
een gedeeltevan de op dat moment bestaande provisieschuld is omgezet in een geldlening ad € 104.181,-. Omdat de rente over die lening niet werd betaald, is de eerste procedure gestart waarbij de geldlening in zijn geheel is opgeëist. De onderhavige procedure heeft betrekking op de rest van de niet betaalde provisies. Hiertoe behoort ook doorlopende provisie daterend van na de beëindiging van de samenwerking in het eerste kwartaal van 2007. Tot aan het eerste kwartaal 2007 is de provisie berekend op basis van de boekhouding van [geïntimeerde 1]. Het gedeelte na het eerste kwartaal 2007 is geschat op basis van aannames, omdat [geïntimeerde 1] vanaf het eerste kwartaal 2007 is gestopt met het voeren van een open boekhouding, waartoe zij zich wel had verplicht. Daarom wordt tevens een vordering ex artikel 843a Rv ingesteld tot overlegging van de provisiegegevens vanaf tweede kwartaal 2007. De totale provisieaanspraak bedraagt € 314.754,-. Hierop strekken in mindering de geldlening ad € 104.181,- waarvoor al een executoriale titel bestaat en het door [geïntimeerde 1] betaalde bedrag van € 69.441,-. Alsdan resteert € 141.132,-, te vermeerderen met wettelijke handelsrente ad € 69.654,84. Daarnaast wordt aanspraak gemaakt op de rente over genoemde lening voor zover het eerste vonnis daarvoor geen titel oplevert en voor zover deze niet is betaald, te weten een bedrag van € 3.640,93. De totale vordering komt daarmee op (€ 141.132,- plus € 69.656,84 plus € 3.640,93) = € 214.429,77, te vermeerderen met wettelijke handelsrente.
5.De beoordeling van de grieven
grieven I en IIbestrijden het oordeel van de rechtbank in de hoofdzaak dat hoewel het vonnis van 10 februari 2010 geen gezag van gewijsde heeft, de goede procesorde eraan in de weg staat dat bij de rechtbank nogmaals een procedure wordt gevoerd over een rechtsverhouding waaromtrent de rechtbank al een beoordeling heeft gegeven.