Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde sub 1],
[geïnstimeerde sub 2],
[geïntimeerde sub 3],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna aangeduid als [appellante]. De zaak betreft een geschil dat zijn oorsprong vindt in eerdere vonnissen van de pachtkamer van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. De appeltermijn, zoals vastgelegd in artikel 1019o van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, bedraagt één maand na de uitspraak van het vonnis. Het hof oordeelt dat de appeltermijn van openbare orde is, wat betekent dat de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep niet kan worden opgeheven, zelfs niet als de geïntimeerde zich niet op de termijnoverschrijding beroept.
Het hof verwijst naar de eerdere vonnissen van 8 november 2012 en 25 april 2013, waarbij het laatste vonnis het karakter van een tussenvonnis heeft. Dit tussenvonnis staat niet in de weg aan de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, aangezien de appeltermijn strikt moet worden nageleefd. De appellante heeft op 22 juli 2013 hoger beroep ingesteld, maar het hof concludeert dat dit niet tijdig is gebeurd. De beslissing van het hof is dat de appellante niet-ontvankelijk is in het hoger beroep en dat zij de kosten van het hoger beroep moet vergoeden aan de geïntimeerden, die zijn begroot op € 4.961 voor griffierecht en € 3.263 voor salaris.
Het arrest is openbaar uitgesproken op 24 juni 2014, waarbij het hof de appellante in de kosten heeft veroordeeld en de uitvoerbaarheid van de veroordeling bij voorraad heeft verklaard.