Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
verder gezamenlijk te noemen: de kinderen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak hebben de ouders van vier kinderen een verzoek ingediend bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden om de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te vervangen door Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJZO) voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De ouders waren van mening dat de situatie met de huidige gezinsvoogd onwerkbaar was geworden. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die op 24 december 2013 het verzoek van de ouders om de stichting te vervangen had afgewezen en hen niet-ontvankelijk had verklaard.
De procedure in hoger beroep begon met het indienen van een beroepschrift op 6 maart 2014, gevolgd door een verweerschrift van de stichting op 28 maart 2014. De mondelinge behandeling vond plaats op 22 mei 2014, waarbij de ouders in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat, en vertegenwoordigers van de stichting aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming was niet vertegenwoordigd.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders hun verzoek baseerden op een onwerkbare situatie, maar dat de wet geen grondslag biedt voor het verzoek om de stichting te vervangen. De kinderrechter heeft geen bevoegdheid om een stichting te vervangen die door het bureau jeugdzorg is aangesteld. De ouders hebben ook niet aangetoond dat zij een verzoek tot intrekking van het mandaat aan de stichting hebben gedaan. Het hof concludeert dat er voldoende toetsingsmogelijkheden zijn voor de ouders om hun klachten te uiten, en dat het verzoek van de ouders om de stichting te vervangen niet ontvankelijk is.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter vernietigd, maar de ouders opnieuw niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek. De beslissing van het hof is op 19 juni 2014 uitgesproken in het openbaar.