ECLI:NL:GHARL:2014:492

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
28 januari 2014
Zaaknummer
BK 12/00314, 12/00315, 12/00316, 12/00317
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de toepassing van het urencriterium in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De rechtbank had de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet voor de jaren 2008 en 2009 van belanghebbende vernietigd. De Inspecteur betwistte of belanghebbende voldeed aan het urencriterium, dat vereist is voor het verkrijgen van zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling. Het Hof diende te beoordelen of de uren die belanghebbende beschikbaar was voor zijn groepsaccommodatie meetelden voor het urencriterium en of hij deze uren aannemelijk had gemaakt. Het Hof oordeelde dat belanghebbende aannemelijk had gemaakt dat hij in 2009 ten minste 1.240 uren aan zijn onderneming had besteed, waarmee hij voldeed aan het urencriterium. Dit oordeel gold ook voor het jaar 2008, gezien de procesafspraak tussen partijen. Het hoger beroep van de Inspecteur werd ongegrond verklaard, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 974.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummers: 12/00314, 12/00315, 12/00316, 12/00317,
uitspraakdatum: 28 januari 2014
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Noord/Kantoor Leeuwarden(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 6 september 2012, nummers AWB 11/1999 tot en met 11/2002, in de gedingen tussen de Inspecteur en
[X]te [Z] (hierna: belanghebbende)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is over het jaar 2008 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.057 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.752. Hierbij heeft de Inspecteur een bedrag van € 335 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2
Aan belanghebbende is over het jaar 2008 een navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (ZvW) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 9.159. Hierbij heeft de Inspecteur een bedrag van € 43 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.3
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.527 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.852. Hierbij is een bedrag van € 187 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.4
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag ZvW opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen uit werk en woning van € 13.038. Hierbij heeft de Inspecteur een bedrag van € 21 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.5
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift gevatte uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslag, de aanslagen en – zo begrijpt het Hof - de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
1.6
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 6 september 2012 gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, alsmede de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZvW over 2008 vernietigd, de aanslag IB/PVV 2009 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.878 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.852 en de aanslag ZvW 2009 verminderd tot een berekend naar een bijdrage inkomen van € 3.389. Voorts heeft de Rechtbank de beschikkingen heffingsrente 2008 vernietigd en gelast dat de Inspecteur de beschikkingen heffingsrente 2009 overeenkomstig de aanslagen vermindert en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 437 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 82 vergoedt.
1.7
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.8
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.9
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde [A], alsmede ter bijstand belanghebbendes echtgenote en dochter. Namens de Inspecteur zijn verschenen en gehoord [B] en [C]. Partijen hebben een pleitnota voorgedragen en een exemplaar daarvan overgelegd aan het Hof en aan elkaar.
1.1
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De feiten

2.1
Belanghebbende exploiteert sinds 1979 in de vorm van een eenmanszaak een groepsaccommodatie (hierna: de kampeerboerderij) en een vakantiewoning (hierna: de vakantiewoning) in [Z]. De exploitatie van de kampeerboerderij en de vakantiewoning vormt voor belanghebbende zijn enige - betaalde- werkzaamheid.
2.2
De kampeerboerderij en de vakantiewoning worden gedurende een gedeelte van het jaar verhuurd. Buiten het seizoen, in de wintermaanden, vindt geen verhuur plaats. In deze maanden verricht belanghebbende noodzakelijk onderhoud aan de accommodaties en omgeving en voert hij administratieve werkzaamheden uit.
2.3
Op 26 mei 2009 is in opdracht van de Inspecteur een onderzoek ingesteld bij belanghebbende. Naar aanleiding van dit bedrijfsbezoek is op 19 juni 2009 een rapport opgemaakt. In dit rapport heeft de controlemedewerker, voor zover relevant, als volgt vermeld:
“(…)
Bedrijfsactiviteiten
De ondernemingsactiviteit bestaat uit de exploitatie van een kampeerboerderij alsmede een vakantiehuisje. Alle voorkomende werkzaamheden, zoals het verhuren, schoonhouden en het onderhoud worden door de belastingplichtige verricht. Aangezien het pand in slechte staat is (geen cv en enkel steens), is er sprake van veel onderhoud. Ook het erf met omringende sloten (dus hekkelen) en speelterrein vergen veel onderhoud. Reserveren kan alleen telefonisch. De belastingplichtige controleert de aanvraag met het afsprakenboek en de reserveringslijst. Als de ruimte vrij is neemt wordt alles definitief vastgesteld. Er wordt een bevestiging verstuurd in de vorm van een huurcontract. Gemiddeld zijn er slechts 50 verhuurdagen per jaar, vanwege de slechte staat van het pand is het niet mogelijk om deze gedurende winterperiode te verhuren. Aangezien slechts scholen gebruik maken van deze accommodatie liggen de werkzaamheden met betrekking tot de verhuur ook stil in de periode van juli en augustus. De wisseldagen zijn in principe maandag/vrijdag.
(…)
Tijdens het onderzoek waren bij de onderneming geen werknemers in dienst.
Werkzaamheden
De bedrijfsactiviteiten zoals omschreven bij punt 2.2 worden uitgevoerd door belastingplichtige. Er wordt geen urenadministratie bijgehouden. Belastingplichtige is geadviseerd dit vanaf heden wel te doen gelet op de beperkte verhuurperiode. (…)”
2.4
Voorts heeft de belastingdienst op of omstreeks 10 juli 2009 een waarneming uitgevoerd bij belanghebbende, waarvan een verslag tot de stukken van het geding behoort.
2.5
Tussen partijen is niet in geschil dat in 2009 14 boekingen zijn geweest voor de vakantiewoning met een totale bezetting van 96 dagen en 21 boekingen voor de kampeerboerderij met een totale bezetting van 74 dagen. Tezamen vormt dit 35 boekingen, die in het navolgende ook als 35 ‘wisseldagen’ in de verhuurperiode worden aangeduid.
2.6
Belanghebbende heeft over 2009 een urenadministratie gepresenteerd. Dit overzicht betreft een getotaliseerd aantal uren over de periode 16 maart tot 26 mei 2009, voorts een urenoverzicht van 26 mei 2009 tot en met 30 oktober 2009. In totaal behelst het urenoverzicht 2009 3.957 uren, waarvan in totaal 1.791 uur door belanghebbende als aannemelijk zijn aangemerkt.
2.7
Aan belanghebbende is door de Gemeente [D] een gebruiksvergunning verleend. Tot de stukken van het geding behoort een brief van de Gemeente [D] aan belanghebbende gedateerd 14 juni 2011, waarin voor zover van belang, het volgende is vermeld:
(…)
Op 24 december 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders voor uw bedrijf, Kampeerboerderij [E], in verband met de brandveiligheid een gebruiksvergunning verleend. Aan deze vergunning zijn voorschriften verbonden. Paragraaf 12 van die voorschriften handelt over het doorlopend toezicht. Artikel 21.1 sub a luidt: “Gedurende de tijd dat personen in het bouwwerk aanwezig zijn, moet voor de naleving van de eisen van de gebruiksvergunning verantwoordelijk personeel aanwezig zijn..(…) ”
In de bij deze brief gevoegde bladzijde staat onder meer vermeld:
“(…)
12 DOORLOPEND TOEZICHT
12.1
VERANTWOORDELIJK PERSOON EN TOEZICHT
a. Gedurende de tijd dat personen in het bouwwerk aanwezig zijn, moet een voor de naleving van de eisen van de gebruiksvergunning verantwoordelijk persoon aanwezig zijn die de aanwijzingen van de met controle belaste ambtenaren op eerste aanzegging uitvoert of doet uitvoeren.
b. Door of namens de vergunninghouder moet er doorlopend worden toegezien, dat voor zover van toepassing:
- vluchtwegen, of aanduidingen daarvan goed zichtbaar zijn;
- vluchtwegen goed bereikbaar zijn;
- vluchtwegen en het als verlengstuk van vluchtwegen aan te merken gedeelte van het aansluitend terrein, met de daarbij behorende deuren en (nood)uitgangen, niet versperd zijn door obstakels;
- de kunstverlichting goed functioneert;
- de vloeren stroef zijn;
- de traptreden stroef zijn;
- vloerbedekking goed vastligt en niet kan omkrullen of oprollen;
- telefoons, of aanduidingen daarvan, goed zichtbaar zijn;
- telefoons goed bereikbaar zijn;
- blusmiddelen, of aanduidingen daarvan, goed zichtbaar zijn;
- blusmiddelen goed bereikbaar zijn;
- het sluiten van rook- en/of brandwerende deuren c.q. luiken niet wordt belemmerd en dat deze voortdurend gesloten zijn;
- elektrische snoeren, stekkers en toestellen in geode staat verkeren;
- geen brandgevaarlijke situaties ontstaan door onveilig gebruik van vuur, gas en/of elektriciteit;
- meldpunten t.b.v. de ontruimingsalarminstallatie goed bereikbaar zijn;
- vluchtwegen worden vrijgehouden van begroeiing, sneeuw en ijs;
- buitentrappen, galerijen en balkons, die bij de vluchtwegen behoren, worden vrijgehouden van begroeiing, sneeuw en ijs.
Gebreken dienen direct te worden hersteld.
Toelichting 12.1 Verantwoordelijk persoon en toezicht
In principe is werkgever/directeur/bedrijfsleider verantwoordelijk voor de veiligheid van de bezoekers en medewerkers in een gebouw. Een verantwoordelijke leidinggevende dient daarom tijdens de openingsuren in het gebouw te zijn. Indien een controle/handhavings functionaris van de brandweer, gemeente of hulpdienst daartoe aanwijzingen geeft om situaties direct te veranderen, moet hij/zij bereikbaar en aanwezig zijn.
(…)
Door of namens de gebruiker moet er dagelijks op worden toegezien dat de veiligheid gewaarborgd blijft. In de praktijk komt het overal voor dat nooduitgangen worden geblokkeerd.
(…)”

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In hoger beroep is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende voldaan heeft aan het zogeheten “urencriterium”. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of de uren waarop belanghebbende voor de groepsaccommodatie beschikbaar is geweest mee kunnen worden gerekend voor de toepassing van het urencriterium en, bij bevestigend antwoord, of belanghebbende deze uren aannemelijk heeft gemaakt.
3.2
Partijen zijn het er over eens dat de bezetting van de kampeerboerderij en de vakantiewoning in 2008 dezelfde is als de bezetting in 2009 en dat voor wat betreft de vraag of aan het urencriterium is voldaan in beide jaren van de feiten betreffende het jaar 2009 kan worden uitgegaan.
3.3
De Inspecteur beantwoordt de onder 3.1 vermelde vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.
3.4
Belanghebbende beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
3.5
De Inspecteur heeft zich ter zitting van het Hof op het standpunt gesteld in 2009 – voor zover het betreft het voor- en naseizoen - van de gepresenteerde uren 500 uren te accepteren, welke als volgt kunnen worden gespecificeerd:
- 250 uur voorbereidende werkzaamheden in het voorseizoen;
- 250 uur voorbereidende werkzaamheden in het naseizoen.
Daarnaast stelde de Inspecteur uit te gaan van 105 uur voor de werkzaamheden op de 35 wisseldagen, zijnde telkens 3 uur per wisseldag voor schoonmaakwerkzaamheden.
3.6
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Ingevolge de artikelen 3.76, eerste lid, respectievelijk 3.79a, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (tekst: 2008, hierna: de Wet) gelden de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet. Artikel 3.6, eerste lid van de Wet luidt, voorzover thans van belang, : “In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder urencriterium: het gedurende het kalenderjaar besteden van ten minste 1.225 uren aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet, indien(...) de tijd die in totaal wordt besteed aan die ondernemingen en het verrichten van werkzaamheden in de zin van de afdelingen 3.3 en 3.4, grotendeels wordt besteed aan die ondernemingen”.
4.2
Het Hof stelt bij de beoordeling van de voorliggende vragen het volgende voorop.. Als tijd die in beslag wordt genomen door het drijven van een onderneming geldt alle tijd die wordt besteed aan werkzaamheden die worden verricht met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. Hierbij dient als leidraad te worden genomen dat de wijze waarop een onderneming wordt gedreven, in beginsel wordt bepaald door de ondernemer, dat het te zijner beoordeling staat of bepaalde werkzaamheden voor de onderneming nut hebben, en dat het niet gaat om werkzaamheden die bedoeld zijn om in particuliere behoeften te voorzien. Als werkzaamheden die bedoeld zijn om in particuliere behoeften te voorzien, gelden in dit verband ook werkzaamheden met het oog op de vervulling van een dienstbetrekking of het verrichten van werkzaamheden buiten dienstbetrekking. Werkzaamheden die worden verricht met het oog op het vervaardigen van een goed dat verplicht tot het ondernemingsvermogen moet worden gerekend of dat door de ondernemer binnen de grenzen der redelijkheid tot zijn ondernemingsvermogen wordt gerekend, gelden als werkzaamheden die worden verricht met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming (vgl. HR 30 maart 2007, nr. 42.908, ECLI:NL:HR:2007:BA1832).
4.3
Het Hof volgt belanghebbende, op wie ter zake van het urencriterium de bewijslast rust, niet in zijn stelling dat er door hem in de verhuurperiode 24 uur per etmaal in de onderneming gewerkt wordt. Reeds daarom volgt het Hof niet zonder meer de door belanghebbende overgelegde urenstraat uren van in totaal 1.791 uren. Deze urenstaat vermeldt onder meer ten onrechte dagen met daarin opgenomen 24 werkuren in een etmaal.
4.4
Het onder 4.3 overwogene behoeft echter niet zonder meer tot de conclusie te leiden dat het hoger beroep van de Inspecteur gegrond is.
4.5
Het Hof acht namelijk wel aannemelijk gemaakt, mede gelet op belanghebbendes geloofwaardige verklaringen ter zitting van het Hof, dat belanghebbende op de 74 dagen dat de kampeerboerderij in 2009 verhuurd is geweest, ten minste 10 uur per dag aan zijn onderneming heeft besteed. Bij dit oordeel acht het Hof de volgende omstandigheden van belang:
- belanghebbendes onderneming betreft een seizoensgebonden onderneming ,waarin in een korte tijd van het jaar de omzet dient te worden behaald, hetgeen een piek van de werkzaamheden in dat seizoen met zich brengt;
- dat het in de periode van verhuur van de kampeerboerderij, blijkens de onder 2.7 genoemde vergunningvereisten, noodzakelijk is dat belanghebbende vrijwel continu alert, aanwezig en direct beschikbaar moet zijn voor de in de vergunning genoemde activiteiten. Daarenboven heeft belanghebbende ter zitting geloofwaardig verklaard in het verhuurseizoen dagelijks zorg te dragen voor de controle van zaken als het gas en de toiletruimtes.
- dat belanghebbende gedurende het verhuurseizoen per direct aanwezig dient te zijn voor het verlenen van EHBO;
- dat belanghebbende op de in 2009 voorgedane 35 wisseldagen diverse schoonmaakactiviteiten heeft verricht, hetgeen – zo heeft belanghebbende geloofwaardig verklaard - na het verblijf van een schoolklas meer werk vergt dan in een gemiddeld slaapetablissement.
4.6
Dit betekent, dat het Hof oordeelt dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt in 74 dagen ten minste 740 uren aan werkzaamheden voor zijn onderneming te hebben verricht.
4.7
Het Hof deelt de visie van de Inspecteur niet dat de momenten waarop belanghebbende op een dag waarop de kampeerboerderij is verhuurd beschikbaar is zonder daadwerkelijk actief te zijn, deze momenten reeds daarom niet tot de werkzame uren kunnen worden gerekend. De aard van de (ook door de vergunningsvoorwaarden vereiste) aanwezigheid op dagen dat de kampeerboerderij daadwerkelijk gasten herbergt, brengt mee dat ook die momenten tot de werkzame uren dienen te worden gerekend, met dien verstande dat het Hof oordeelt dat belanghebbende ten minste 10 werkzame uren per (verhuur)dag aannemelijk heeft gemaakt.
4.8
Het onder 4.7 gegeven oordeel, tezamen met de onder 3.5 genoemde 500 uren, die tussen partijen niet in geschil zijn, leidt tot het oordeel van het Hof dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt in 2009 ten minste 1.240 uren (740 en 500 uren) aan werkzaamheden ten behoeve van zijn onderneming te hebben besteed, waarmee voor het jaar 2009 voldaan is aan het urencriterium.
4.9
Gezien de onder 3.2 vermelde procesafspraak, heeft het onder 4.8 gegeven oordeel eveneens te gelden voor het jaar 2008.
4.1
De overige geschilpunten behoeven, gezien de verklaring van partijen ter zitting, daarmee geen behandeling meer.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Proceskosten

Nu het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond is, ziet het Hof aanleiding voor een proceskostenveroordeling op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Ter zitting heeft de Inspecteur desgevraagd betwist dat belanghebbende een vergoeding van verletkosten toekomt. Het Hof oordeelt dat belanghebbende tegenover de betwisting door de Inspecteur onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt verletkosten te hebben gemaakt. De door de gemachtigde gemaakte verletkosten komen evenmin voor vergoeding in aanmerking, nu deze geacht worden in het forfaitair toegekende bedrag te zijn begrepen. Het Hof stelt de volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komende kosten vast op € 974 (2 punten voor 2 proceshandelingen in hoger beroep met een waarde per punt van € 487).

6.Beslissing

Het Hof:
  • bevestigt de uitspraak van de Rechtbank;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende in het hoger beroep tot een bedrag van € 974;
  • bepaalt dat van de Staat op het moment dat deze uitspraak onherroepelijk is komen vast te staan een griffierecht zal worden geheven van € 493.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Polak, voorzitter, mr. J.W. baron van Knobelsdorff en mr. P. van der Wal, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is op 28 januari 2014 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(H. de Jong)
(E. Polak)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 29 januari 2014
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.