ECLI:NL:GHARL:2014:4832

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
17 juni 2014
Zaaknummer
21-004967-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor inbraak en heling met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is veroordeeld voor een inbraak in een winkel in Oosterbeek en heling van een auto. De rechtbank had eerder op 3 mei 2013 een vonnis gewezen, waartegen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 3 juni 2014, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een brutale inbraak waarbij hij samen met anderen een ruit van de winkel heeft ingeslagen en kleding ter waarde van ongeveer 30.585,90 euro heeft gestolen. Daarnaast heeft hij een auto, die bij de inbraak is gebruikt, verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij wist of had moeten vermoeden dat deze auto door diefstal was verkregen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft ook de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is geregistreerd onder het parketnummer 21-004967-13.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004967-13
Uitspraak d.d.: 17 juni 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 3 mei 2013 met parketnummer 05-720002-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres 1].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 juni 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. A.G. de Jong, naar voren is gebracht.

Aanhoudingsverzoek

Bij pleidooi heeft de raadsman zijn aanhoudingsverzoek herhaald dat hij eerder op de zitting heeft gedaan en dat vervolgens door het hof is afgewezen.
Nu de raadsman ter onderbouwing van dit herhaalde verzoek geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangevoerd, wijst het hof dit verzoek wederom af en verwijst het voor de motivering van die beslissing naar het proces-verbaal van de terechtzitting van
3 juni 2014.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Hert hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de nacht van 30 op 31 december 2012, te Oosterbeek, gemeente Renkum, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand ("[naam vestiging]", gevestigd in [adres 2]) heeft weggenomen een hoeveelheid jassen en/of broeken en/of sjaals, althans een hoeveelheid kleding (ter waarde van ongeveer 30.585,90 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [naam vestiging] Oosterbeek, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking (te weten inslaan en/of ingooien van een of meer ruiten van voornoemd bedrijfspand met (een) moker(s) ) en/of inklimming;
Feit 2 primair
hij in of omstreeks de periode van 30 december 2012 tot en met 31 december 2012, te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Volkswagen Caddy, gekentekend [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Feit 2 subsidiairhij in of omstreeks de periode van 30 december 2012 tot en met 31 december 2012, te Almelo en/of te Oosterbeek, gemeente Renkum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een auto (Volkswagen Caddy, gekentekend [kenteken]) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat deze door diefstal in elk geval door enig misdrijf was verkregen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De verdediging heeft – net als in eerste aanleg – aangevoerd dat uit het door het NFI verrichte DNA-onderzoek niet kan worden vastgesteld dat het NFI de in de
Volkswagen aangetroffen goederenheeft onderzocht. De sporen identificatienummers (SIN) zoals gerelateerd door het NFI komen immers niet overeen met de SIN-nummers zoals gerelateerd door de politie. De resultaten van het DNA-onderzoek kunnen dan ook niet bijdragen aan het bewijs, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent – grotendeels conform de rechtbank als volgt.
In de nabije omgeving van “[naam vestiging]” is de Volkswagen aangetroffen. In die Volkswagen
lagen, naast de uit “[naam vestiging]” gestolen kleding, diverse andere, gedragen kledingstukken,
waaronder (bivak)mutsen, schoenen, sjaals, handschoenen, een vest, een fleece trui, een
bomberjack en een stuk stof. Deze kledingstukken en schoenen zijn als sporen(dragers), dan wel stukken van overtuiging, veiliggesteld en voorzien van een sporen identificatie nummer (SIN). Deze sporendragers zijn, met uitzondering van de schoenen, opgestuurd aan het NFI teneinde daarvan biologisch sporenmateriaal te laten veiligstellen.
In het dossier bevindt zich een rapport d.d. 14 februari 2013 van het NFI naar aanleiding van verricht DNA-onderzoek. Uit dit rapport blijkt dat het NFI vergelijkend DNA-onderzoek heeft verricht met bemonsteringen van een (of meer) handschoen(en), vest(en), sjaal(s), jack(s), een doek en een bivakmuts. Deze bemonsteringen zijn in het rapport van het NFI gekenmerkt met sporen identificatie nummers (SIN). Het DNA dat daarbij is aangetroffen in verschillende van deze bemonsteringen, geeft een relevante match met het DNA van verdachte.
De door het NFI gehanteerde sporen identificatie nummers (SIN) van de bemonsteringen komen evenwel niet overeen met de door de politie gehanteerde sporen identificatie nummers van de veiliggestelde sporendragers. In het dossier bevindt zich geen proces-verbaal dan wel rapport van het NFI waaruit rechtstreeks blijkt van welke specifieke sporendragers welke bemonsteringen, zoals gerelateerd door het NFI, zijn afgenomen. Ook ontbreekt een “Aanvraag onderzoek NFI”, zoals dat als bijlage bij het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 7 januari 2013 in het dossier aanwezig zou moeten zijn. Met de verdediging is het hof dan ook van oordeel dat hierdoor sprake is van een onzorgvuldige dossiervorming door het openbaar ministerie en dat hier op zichzelf sprake is van een laakbare omissie.
Bij de beantwoording van de vraag tot welke consequenties deze onzorgvuldige dossiervorming dient te leiden, hanteert het hof - net als de rechtbank - als maatstaf hetgeen is beoogd met de invoering van het SIN-systeem, kort weergegeven: het voorkomen van twijfel omtrent de herkomst van onderzochte sporen, als onderdeel van de “chain of custody”. Het hof zal in de onderhavige zaak dan ook moeten beoordelen of en zo ja, in welke mate er redelijke twijfel kan bestaan dat de door het NF1 op DNA-materiaal onderzochte bemonsteringen afkomstig zijn van de door de politie in het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 7 januari 2013 gerelateerde sporendragers.
Anders dan de verdediging komt het hof tot het oordeel dat in dit specifieke dossier voldoende aanknopingspunten aanwezig zijn om tot de conclusie te komen dat de bemonsteringen, zoals d.d. 14 februari 2013 gerelateerd door het NFI, buiten iedere redelijke twijfel afkomstig zijn van de sporendragers, zoals aangetroffen in de Volkswagen en vervolgens door de forensische opsporing veilig gesteld en onderzocht. Daartoe overweegt het hof als volgt.
In zijn rapport d.d. 14 februari 2013 heeft het NFI als kenmerk van aanvrager en opdrachtgever het proces-verbaalnummer van de onderhavige strafzaak genoemd (“PLO7B5 2012145809”). Als datum van aanvraag wordt voorts 1 januari 2013 genoemd. Deze datum van aanvraag komt overeen met de datum van onderzoek aan de kleding die was gevonden en veilig gesteld in de Volkswagen, en welke kleding vervolgens door de forensische opsporing is opgestuurd naar het NFI ter bemonstering. De voorwerpen waarvan het NFI bemonsteringen heeft genomen, te weten (een) handschoen(en), vest(en), sjaal(s),jack(s), een doek en een bivakmuts, komen qua beschrijving overeen met de op 31 december 2012 in de Volkswagen veiliggestelde voorwerpen, zoals door de forensische opsporing als stukken van overtuiging beschreven (te weten onder meer (bivak)mutsen, schoenen, sjaals, handschoenen, een vest, een fleece trui, een bomberjack).
In het stamproces-verbaal wordt voorts gerelateerd dat op een deel van de in de Volkswagen
aangetroffen gedragen kleding DNA-onderzoek is verricht en dat daarvan op 14 februari 2013 het resultaat bekend is geworden. In dit proces-verbaal wordt daarbij verwezen naar drie DNA profielclusters (15895: gekoppeld aan verdachte [verdachte]; 18721: gekoppeld aan [medeverdachte 1], en 20736: gekoppeld aan [medeverdachte 2]). Ten slotte wordt in dit proces-verbaal beschreven dat deze drie personen voor wat betreft hun DNA matchen met de kleding, zoals aangetroffen in de Volkswagen. De rechtbank constateert dat de door de verbalisant genoemde datum van 14 februari 2013 overeen komt met de datum van het rapport van het NFI en dat de genoemde DNA-clusterprofielen overeen komen met de clusterprofielen genoemd in de bijlagen bij het rapport van het NFI.
Gelet op de hiervoor beschreven overeenkomsten tussen het NFI-rapport en de processen-verbaal in dit dossier, is het hof van oordeel dat in dit geval buiten iedere redelijke twijfel staat dat het NFI de onderhavige bemonsteringen heeft afgenomen van de op 31 december 2012 in de Volkswagen veilig gestelde sporendragers. Het hof komt daarom tot het oordeel dat de onderzoeksresultaten uit het DNA-onderzoek kunnen dienen tot het bewijs, zonder dat sprake is van schending van het recht van verdachte op een eerlijk strafproces. Het hof gaat er - gelet op de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek - van uit dat op voorwerpen, die op 31 december 2012 aangetroffen zijn in de Volkswagen, DNA is aangetroffen van verdachte [verdachte], van [medeverdachte 1] en van [medeverdachte 2].

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Feit 1hij in
of omstreeksde nacht van 30 op 31 december 2012, te Oosterbeek, gemeente Renkum, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een bedrijfspand ("[naam vestiging]", gevestigd in [adres 2]) heeft weggenomen een hoeveelheid jassen en
/ofbroeken en
/ofsjaals,
althans een hoeveelheid kleding(ter waarde van ongeveer 30.585,90 euro
), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan
[benadeelde 1] en/of[naam vestiging] Oosterbeek,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
, verbreking(te weten inslaan
en/of ingooienvan een
of meerruit
envan voornoemd bedrijfspand met
(een)moker
(s
) ) en/of inklimming;
Feit 2 subsidiair:hij in
of omstreeksde periode van 30 december 2012 tot en met 31 december 2012, te Almelo en/of te Oosterbeek, gemeente Renkum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,een auto (Volkswagen Caddy, gekentekend [kenteken])
heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van
het verwerven ofhet voorhanden krijgen van die auto
wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden, dat deze
door diefstal in elk gevaldoor enig misdrijf was verkregen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een brutale inbraak bij een winkel in Oosterbeek. Verdachte en zijn mededaders hebben een ruit van een winkel met mokers ingeslagen, zijn in verhullende kleding en voorzien van grote zakken de winkel ingegaan en hebben in een tijdsbestek van ongeveer een minuut goederen ter waarde van meer de € 30.000 mee gegrist. Verdachte heeft deze inbraak goed voorbereid. Hij was immers enige dagen voorafgaand aan de inbraak in de betreffende winkel aanwezig, heeft daar rondgekeken en navraag gedaan naar later gestolen goederen. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een auto die bij deze inbraak is gebruikt.
Door het plegen van deze feiten heeft verdachte veel schade en overlast veroorzaakt. Dit soort inbraken veroorzaakt voorts maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid.
Ten nadele van verdachte houdt het hof er rekening mee dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Het hof zal – rekening houdende met alle omstandigheden – een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na de melden duur opleggen. In het bijzonder gelet op de veroorzaakte schade en verdachtes recidive, is deze straf hoger dan de straf die uit de oriëntatiepunten valt af te leiden.

Beslag

Het onder 1, 2 subsidiair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de veroordeelde toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van veroordeelde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Een handlamp (goednummer: 366410)
- Een stuk stof (goednummer: 367162).
De voorlopige hechtenis
Heft op het geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr C. Caminada, voorzitter,
mr M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr W.B. Kok, griffier,
en op 17 juni 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.