ECLI:NL:GHARL:2014:4831

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
17 juni 2014
Zaaknummer
21-002599-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot inbraak in een winkel in Almelo met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Almelo. De verdachte is veroordeeld voor een poging tot inbraak in een supermarkt in Almelo op 28 maart 2012. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis van de politierechter, waarin de verdachte was vrijgesproken. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 weken, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 100 uur. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding heeft gevraagd voor de geleden schade als gevolg van de poging tot inbraak.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met mededaders heeft geprobeerd om geld en goederen weg te nemen uit de supermarkt. De verdachte heeft daarbij een ruit ingeslagen met een hakbijl. Het hof heeft de bewijsvoering van de officier van justitie gevolgd en is van oordeel dat het verweer van de verdachte niet kan slagen. De verdachte is strafbaar verklaard en de opgelegde straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde. De benadeelde partij heeft recht op schadevergoeding, die door de verdachte moet worden betaald, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de poging tot inbraak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002599-12
Uitspraak d.d.: 17 juni 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Almelo van 30 mei 2012 met parketnummer 08-710214-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres ].

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 juni 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. A.G. de Jong, naar voren is gebracht.

Aanhoudingsverzoek

Bij pleidooi heeft de raadsman zijn aanhoudingsverzoek herhaald dat hij eerder op de zitting heeft gedaan en dat vervolgens door het hof is afgewezen.
Nu de raadsman ter onderbouwing van dit herhaalde verzoek geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangevoerd, wijst het hof dit verzoek wederom af en verwijst het voor de motivering van die beslissing naar het proces-verbaal van de terechtzitting van
3 juni 2014.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 maart 2012, in de gemeente Almelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een supermarkt aan [adres 2] weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot deze supermarkt te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met een (hak)bijl, althans een zwaar voorwerp, een ruit van deze supermarkt heeft/hebben ingeslagen althans tegen deze ruit heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (parketnummer 08-710214-12)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De verdediging heeft een opmerking gemaakt over de staandehouding van de auto waarin verdachte en zijn twee mededaders zaten.
Het hof stelt op grond van het proces-verbaal van relaas het volgende vast.
Op 28 maart 2012 om 02.01 uur hoorden politieambtenaren, die op dat moment voor de surveillance in Nijverdal waren, de melding van de in deze zaak ten laste gelegde (poging tot) inbraak in Almelo. Hierop besloten zij om naar de snelweg te rijden en post te vastten op de A1 richting Deventer/Amsterdam. Om 02.20 uur diezelfde nacht zagen zij een personenauto rijden komende vanuit de richting Almelo, met daarin meerdere personen. Deze auto werd door de politieambtenaren staande gehouden.
Het hof is van oordeel dat de bovenomschreven staandehouding, waarbij politieambtenaren controleerden of de inzittenden van de auto betrokken waren bij de kort daarvóór gepleegde poging tot inbraak, redelijkerwijs noodzakelijk was voor de uitoefening van de politietaak. Het hof acht die niet onrechtmatig.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 28 maart 2012, in de gemeente Almelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een anderof anderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een supermarkt aan [adres 2] weg te nemen geld en/of goederen van
zijn/hun gading,
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)en zich daarbij de toegang tot deze supermarkt te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengendoor middel van braak,
verbreking en/of inklimming,met
een of meer vanzijn mededader
(s
),
althans alleenmet een (hak)bijl, althans een zwaar voorwerp,
een ruit van deze supermarkt heeft/hebben ingeslagen althanstegen deze ruit heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging inbraak op een winkel. Verdachte en zijn mededaders hebben met een hakbijl een ruit proberen in te slaan. Hierdoor is veel schade ontstaan. Dit soort zaken veroorzaken voorts maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid.
Het hof zal – rekening houdende met alle omstandigheden – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, beide van na de melden duur, opleggen. In het bijzonder gelet op de veroorzaakte schade, is deze straf hoger dan de straf die in de oriëntatiepunten staat vermeld. De gevangenisstraf heeft verdachte reeds uitgezeten.

Vordering van de benadeelde partij [naam] t.a.v. [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt – op grond van de herziening/aanvulling op het voegingsformulier van 29 mei 2012 - € 450. De benadeelde partij is in zijn vordering bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is echter voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [naam] t.a.v. [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] t.a.v. [benadeelde]
ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 450,00 (vierhonderdvijftig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam] t.a.v. [benadeelde], een bedrag te betalen van
€ 450,00 (vierhonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
9 (negen) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr C. Caminada, voorzitter,
mr M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr W.B. Kok, griffier,
en op 17 juni 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.