Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van machtigingen tot uithuisplaatsing van vier minderjarige kinderen, geboren uit het huwelijk van de verzoekers, de vader en de moeder. De ouders, die in hoger beroep zijn gekomen, hebben bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de kinderrechter van 20 november 2013, waarin de machtigingen tot uithuisplaatsing van de kinderen zijn verlengd. De ouders hebben verzocht om de beschikking te vernietigen en de machtigingen tot uithuisplaatsing geheel of gedeeltelijk af te wijzen, of in ieder geval voor een kortere periode te verlengen.
Het hof heeft in zijn overwegingen de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep uiteengezet. De ouders zijn niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, maar hun advocaat heeft het woord gevoerd. De stichting, die als verweerster optreedt, heeft de verlenging van de machtigingen verdedigd. Het hof heeft de relevante feiten en eerdere beschikkingen van de kinderrechter besproken, evenals de psychologische rapportages over de ouders en de kinderen.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders in het verleden in een problematische gezinssituatie verkeerden, wat heeft geleid tot de uithuisplaatsing van de kinderen. De ouders hebben grieven ingediend tegen de verlenging van de machtigingen, waarbij zij aanvoeren dat zij in staat zijn om de kinderen op te voeden en dat de stichting onvoldoende rekening heeft gehouden met hun situatie. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de ouders niet over voldoende opvoedingscapaciteiten beschikken en dat de continuïteit en veiligheid van de kinderen in het geding zijn. De psychologische rapportages wijzen op ernstige problematiek bij de ouders, wat hen ongeschikt maakt om voor de kinderen te zorgen.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd en de machtigingen tot uithuisplaatsing voor de duur van één jaar verlengd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De ouders hebben niet kunnen aantonen dat de situatie zodanig is verbeterd dat de kinderen veilig bij hen kunnen worden geplaatst.