Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
[geïntimeerde],
1.De (verdere) loop van het geding in hoger beroep
2.De beoordeling verder
1 juli 2014;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze civiele procedure, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de bewijslevering centraal in een geschil tussen een appellant en een geïntimeerde, waarbij de appellant in eerste aanleg als gedaagde fungeerde. De zaak betreft de vraag of de appellant en zijn mededirecteur persoonlijk opdracht hebben gegeven aan een advocatenkantoor voor juridische werkzaamheden. De geïntimeerde heeft in hoger beroep bewijs geleverd dat de directeuren in privé opdracht hebben verstrekt, wat door de appellant wordt betwist. Het hof heeft op 3 juni 2014 een arrest gewezen waarin het de verklaringen van getuigen en de bewijslevering van de geïntimeerde heeft beoordeeld. De getuige heeft verklaard dat de opdrachtbevestiging aan de directeuren in privé was gericht, en dat dit beleid was gebaseerd op de liquiditeitsproblemen van de vennootschap. De appellant heeft in contra-enquête verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij privé als opdrachtgever werd beschouwd, maar het hof oordeelt dat de verklaring van de getuige meer gewicht heeft. Het hof concludeert dat de overeenkomst van opdracht door de directeuren in persoon is aangegaan. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling van de werkzaamheden waarvoor betaling wordt verlangd, en de geïntimeerde is in de gelegenheid gesteld om zich hierover nader uit te laten. De beslissing van het hof is een belangrijke uitspraak over de bewijslevering en de rol van directeuren in privé bij het aangaan van overeenkomsten met advocatenkantoren.